ECLI:NL:RBDHA:2025:10476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
R.09/24/19 en R.09/24/20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 juni 2025 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) van de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2]. De bewindvoerder had verzocht om beëindiging van de WSNP vanwege tekortkomingen in de verplichtingen die de schuldenaren hadden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] niet voldaan hebben aan hun informatieverplichting, sollicitatieverplichting, en afdrachtverplichting. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er nieuwe schulden zijn ontstaan tijdens de WSNP, wat bijdraagt aan de conclusie dat de schuldenaren niet aan hun verplichtingen hebben voldaan. De rechtbank heeft het verzoek van de bewindvoerder toegewezen en de WSNP tussentijds beëindigd, waardoor schuldeisers hun vorderingen weer kunnen verhalen op de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2]. De rechtbank heeft tevens de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld en opdracht gegeven om een eventueel resterend boedelsaldo te verdelen onder de schuldeisers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummers: C/09/24/19 R en C/09/24/20 R
vonnis van 3 juni 2025(bij vervroeging)
in de schuldsaneringsregelingen van:
[naam 1]
geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats 1] ,
en
[naam 2]
geboren op [geboortedatum 2] 1995 te [geboorteplaats 2] ,
beiden wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] zitten in de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De bewindvoerder heeft een verzoek tot tussentijdse beëindiging gedaan. De rechtbank beoordeelt nu of dat verzoek moet worden toegewezen. Als dat gebeurt wordt de WSNP zonder schone lei beëindigd voor de oorspronkelijke einddatum van die regeling. Dat betekent dat schuldeisers hun vorderingen weer op de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] kunnen verhalen.
De rechtbank zal het verzoek van de bewindvoerder toewijzen. Zij legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.1. Verloop van de procedure

1.1.
De heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] zijn op 11 maart 2024 toegelaten tot de WSNP. Daarbij zijn mr. R. Cats tot rechter-commissaris en E.A. de Snoo te Barendrecht tot bewindvoerder benoemd.
1.2.
De looptijd van de regelingen loopt af op 11 september 2025.
1.3.
De bewindvoerder heeft op 10 april 2025 een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de regelingen gedaan. Volgens de bewindvoerder komen de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] de informatieverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan en de afdrachtverplichting niet (voldoende) na. Daarnaast komt mevrouw [naam 2] de sollicitatieverplichting niet na.
1.4.
De bewindvoerder heeft in aanloop naar de zitting de rechtbank bij brief van 20 mei 2025 geïnformeerd over de laatste stand van zaken. Hieruit blijkt dat de verplichtingen nog steeds niet (voldoende) zijn nagekomen.
1.5.
Het verzoek is op de zitting van 26 mei 2025 behandeld. Op die zitting verschenen:
- de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] ,
- [naam 3] , namens de bewindvoerder.
1.6.
De uitspraak is bepaald op 9 juni 2025 met mededeling dat zo mogelijk bij vervroeging
uitspraak zal worden gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
Van personen die zijn toegelaten tot de WSNP wordt verwacht dat zij zich maximaal inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Deze verplichtingen bestaan (samengevat) uit het verstrekken van voldoende informatie aan de bewindvoerder, de inspanning om fulltime betaald te werken of aantoonbaar te solliciteren naar betaald fulltime werk, het niet laten ontstaan van nieuwe schulden en het afdragen van een bepaald deel van het inkomen aan de boedel.
2.2
De rechtbank moet beoordelen of het verwijt dat de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] niet aan (een van) deze verplichtingen voldoet gegrond is en als dat zo is, of dat dan ook moet leiden tot tussentijdse beëindiging van de regelingen.
2.3
Op 13 maart 2025 heeft in aanwezigheid van mevrouw [naam 3] (namens de bewindvoerder) een verhoor plaatsgevonden. De aanleiding voor dit verhoor waren tekortkomingen in de informatie-, sollicitatie- en afdrachtverplichting en de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Ter gelegenheid van dit verhoor zijn afspraken met de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] gemaakt om deze tekortkomingen te herstellen. Deze afspraken zijn bevestigd in een brief van 18 maart 2025 die naar de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] is verstuurd.
2.4.
Ook na het verhoor van 13 maart 2025 hebben de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] niet voldaan aan de informatie- en afdrachtverplichting en de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Mevrouw [naam 2] heeft voorts niet voldaan aan haar (aanvullende) sollicitatieverplichting.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en het dossier blijkt dat de heer [naam 1] en mevrouw
[naam 2] de bewindvoerder sinds de aanvang van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren informeren, ondanks diverse verzoeken van de bewindvoerder daartoe. Nog steeds ontbreken salarisspecificaties van beiden en de eindafrekening van de gewezen werkgever van mevrouw [naam 2] (Fokus) van maart/april 2025, een overzicht kentekenregistraties van het RDW, aankoopfacturen van de Suzuki Swift en de Dacia Sandero, informatie over de scooter met kenteken [kenteken] , (bevestiging van) de uitschrijving van de ondernemingen van beiden bij de Kamer van Koophandel, bewijzen van afbetaalde schulden, bevestiging van het doorgeven van wijzigingen van het recht op toeslagen aan de Belastingdienst en informatie over een geschikte beschermingsbewindvoerder. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de informatieverplichting.
2.6.
Mevrouw [naam 2] heeft tot half maart 2025 een baan gehad voor 65 uur per week. Voor de overige uren is zij door de rechter-commissaris vrijgesteld van de aanvullende sollicitatieplicht, omdat zij zorg diende te dragen voor een van haar kinderen, zolang deze niet volledig naar school kon. Deze vrijstelling is gegeven op voorwaarde dat mevrouw [naam 2] de bewindvoerder diende te (blijven) informeren over de situatie met betrekking tot het betreffende kind. De arbeidsovereenkomst van mevrouw [naam 2] is per 18 maart 2025 beëindigd. Schuldenares heeft niet aangetoond te hebben gesolliciteerd en een verklaring op grond waarvan de sollicitatieplicht door de rechter-commissaris kon (blijven) worden gematigd is niet aangeleverd. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de sollicitatieverplichting.
2.7.
Tijdens de schuldsaneringsregelingen zijn nieuwe schulden ontstaan ten bedrage van tenminste € 6.000,00. Er is onder meer sprake van verschuldigde huur (Staedion) van
€ 3.784,94, CJIB-boetes van € 219,00 en € 119,00 en onbetaalde ziektekostenpremies (DSW) van € 2.250,57. Niet is aangetoond dat deze schulden (gedeeltelijk) zijn voldaan, ook niet na teruggave uit de boedel van het surplus van € 1.000,00 in oktober 2024. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming.
2.8.
Omdat salarisstroken van de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] ontbreken kan de achterstand in de afdrachtverplichting niet exact worden berekend. De achterstand wordt geschat op € 6.837,00. Voorts is de teruggave van de energiekosten (Vattenfall) van € 399,43 niet op de boedelrekening gestort. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de afdrachtverplichting.
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat het niet (voldoende) nakomen van de verplichting(en) aan de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] te verwijten is. Dit tekortschieten is bovendien zodanig ernstig dat de regelingen tussentijds beëindigd moeten worden. De rechtbank zal het verzoek van de bewindvoerder daarom toewijzen.
2.10.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen en de bewindvoerder opdracht geven een eventueel resterend boedelsaldo te verdelen onder de schuldeisers.

3.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de schuldsaneringsregelingen tussentijds;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 6.680,55,- (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;
- geeft opdracht aan de bewindvoerder om een eventueel resterend boedelsaldo -na voldoening van de vergoeding van de bewindvoerder en de kosten- te verdelen onder de schuldeisers.
Dit is de beslissing van mr. M. van Nooijen, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.