ECLI:NL:RBDHA:2025:10471
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring op grond van artikel 59 Vw 2000 en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De minister heeft de maatregel van bewaring op 3 juni 2025 opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest beperken tot de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode waarin hij in bewaring heeft gezeten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zware gronden die door de minister zijn aangevoerd, feitelijk juist zijn en dat de eiser zich inderdaad aan het toezicht heeft onttrokken. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over de informatieplicht van de minister beoordeeld en geconcludeerd dat de minister aan deze verplichting heeft voldaan door de informatiefolder in de Roemeense taal te verstrekken.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de minister niet verplicht was om een lichter middel dan de inbewaringstelling op te leggen, gezien het onttrekkingsrisico van de eiser. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.