ECLI:NL:RBDHA:2025:10457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
SGR 24/5433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing inzage persoonsgegevens door de AIVD

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 april 2025, wordt het beroep van eiser, een journalist, tegen de afwijzing van zijn verzoek om inzage in door de AIVD verwerkte persoonsgegevens beoordeeld. Eiser had op 27 januari 2023 een verzoek ingediend, maar dit werd grotendeels afgewezen door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De rechtbank constateert dat de zoekslagen die door de AIVD zijn uitgevoerd, onvoldoende zorgvuldig zijn geweest. Dit blijkt uit het feit dat in bezwaar 35 nadere documenten zijn gevonden, wat erop wijst dat er mogelijk meer gegevens over eiser zijn verwerkt dan aanvankelijk werd erkend. De rechtbank oordeelt dat de weigering van de AIVD om inzage te verlenen ondeugdelijk is gemotiveerd en dat eiser recht heeft op kennisneming van de documenten die relevant zijn voor zijn journalistieke werkzaamheden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de AIVD op om een nieuwe zoekslag te verrichten en opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 1.842,18 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/5433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H. van Drunen),
en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. van der Linden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van eisers verzoek om inzage in door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) verwerkte persoonsgegevens.
1.1.
Verweerder heeft eisers verzoek met het besluit van 26 oktober 2023 grotendeels afgewezen (het primaire besluit). Met het bestreden besluit van 24 april 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Verweerder heeft stukken aan de rechtbank overgelegd met het verzoek de kennisneming daarvan met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te beperken. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit gerechtvaardigd is. Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend om deze stukken in de beoordeling van het beroep te betrekken. De rechter heeft deze stukken ingezien op het kantoor van de AIVD.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is werkzaam als journalist.
3. Op 27 januari 2023 heeft eiser een verzoek ingediend tot kennisneming van door de AIVD verwerkte persoonsgegevens.
4. Bij het primaire besluit van 26 oktober 2023 heeft verweerder de kennisneming van 1 document toegewezen. Ten aanzien van 28 documenten is de kennisneming geweigerd; van een enkel document omdat het afkomstig is van een buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdienst en ten aanzien van de overige 27 documenten omdat deze betrekking hebben op een nog actuele werkwijze, die beschermd moet worden.
5. In bezwaar is een tweede zoekslag verricht, waarbij door eiser voorgestelde zoektermen zijn gebruikt. Dit heeft geleid tot de vondst van 35 nadere documenten. Kennisneming daarvan is in het bestreden besluit geweigerd; van 5 documenten omdat daarin geen persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt, ten aanzien van 28 documenten omdat deze een actuele werkwijze betreffen en met betrekking tot 2 documenten om bronnen te beschermen.
Wat stelt eiser in beroep?
6. Het is niet aannemelijk dat de zoekslagen voldoende zorgvuldig zijn geweest. Dat blijkt al uit het feit dat in bezwaar 35 nadere documenten naar boven zijn gekomen. Eiser heeft lange tijd in contact gestaan met medewerkers van inlichtingendiensten en heeft een lang verleden als activist; er moeten dus meer gegevens van hem zijn verwerkt. Verweerder heeft de zoekslag bovendien niet behoorlijk inzichtelijk gemaakt.
7. Verweerder mocht de kennisneming niet weigeren en heeft de weigering ondeugdelijk gemotiveerd.
7.1
De bij het primaire besluit genoemde documenten met nummers 2 tot en met 28, hebben betrekking op de periode waarin eiser als journalist werkzaam was. Tot 2015 ontbrak een deugdelijke wettelijke grondslag voor inbreuken op het journalistieke brongeheim door de AIVD. Als de documenten dateren van voor 2015 kan de openbaarmaking daarvan dus geen betrekking hebben op een actuele werkwijze. Eiser heeft bovendien een zwaarwegend belang bij het kunnen verifiëren of de verwerking van zijn persoonsgegevens te maken heeft met zijn journalistieke contacten of dat de AIVD achter zijn bronnen is gekomen door hem te volgen.
7.2
In de 5 documenten waarvan de kennisneming in het bestreden besluit is geweigerd omdat ze geen persoonsgegevens van eiser zouden bevatten, staan verwijzingen naar zijn journalistieke producties. Deze documenten vallen dus binnen de reikwijdte van eisers aanvraag. Bovendien is het van belang dat eiser kennis heeft van de context waarin deze verwijzingen zijn verwerkt. Kennisneming van deze documenten is dus ten onrechte geweigerd.
7.3
Verweerder had op zijn minst een uittreksel of samenvatting van de geweigerde documenten kunnen geven.
8. Verweerder heeft de documenten op de inventarislijst genummerd, zonder ze van een nadere aanduiding te voorzien. Dat is onvoldoende. Hij had de documenten kort moeten omschrijven en ze preciezer in de tijd moeten situeren. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij dat niet heeft gedaan.
9. Verweerder heeft bovendien verzuimd alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen in bezwaar, zoals stukken over de zoekslag. Dit is in strijd met artikel 7:4 van de Awb. Hij heeft ook niet gemotiveerd waarom niet alle zaakstukken ter inzage zijn gelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Juridisch kader
10. Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv) kan een ieder een verzoek doen tot kennisneming van de persoonsgegevens die de AIVD over hem verwerkt. [1] Van deze gegevens kan alleen kennis worden genomen volgens de bepalingen van Hoofdstuk 5 van de Wiv. In artikel 82 en 84, eerste lid van de Wiv is bepaald in welke gevallen kennisneming van gegevens moet worden afgewezen.
11. De AIVD kan zijn wettelijke taak alleen binnen een zekere mate van geheimhouding effectief uitoefenen; de dienst moet zijn bronnen en actuele werkwijzen geheim kunnen houden, omdat het geven van inzicht daarin ten koste gaat van haar functioneren en daarmee ten koste van de nationale veiligheid. [2] In gevallen waarin kennisneming wordt geweigerd, moet daarvoor een op de aanvraag toegesneden en deugdelijke motivering worden gegeven. [3]
12. Wanneer verweerder stelt, dat na onderzoek is gebleken dat gegevens niet of niet meer onder hem berusten en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat er toch gegevens onder verweerder berusten. Bij deze beoordeling wordt in aanmerking genomen op welke wijze het onderzoek naar gegevens is uitgevoerd. [4]
De zoekslag
13. In beroep heeft verweerder een toelichting op de zoekslag gegeven.
13.1
In de eerste plaats is uitgelegd dat in de primaire fase is gezocht op de zoektermen: “ [zoekterm 1] ’, “ [zoekterm 2] ” en “ [zoekterm 3] ’. Het zoeken op voor- en achternaam in verschillende combinaties en losse onderdelen vormt de standaard zoekmethode bij een verzoek om inzage in persoonsgegevens en omdat eiser een veel voorkomende achternaam heeft, is ervan afgezien om alleen op de achternaam te zoeken. Aan de hand van de geboortedatum zijn de resultaten geverifieerd.
13.2
In de bezwaarfase heeft verweerder nadere zoektermen gebruikt, die zijn ontleend aan informatie die eiser in bezwaar heeft verstrekt. Het gaat om de zoektermen: ‘ [zoekterm 4] ’, ‘ [zoekterm 5] ’, ‘ [zoekterm 6] ’, ‘ [zoekterm 7] ’, ‘ [zoekterm 8] ’, ‘ [zoekterm 9] ’, ‘ [zoekterm 10] ’, ‘ [zoekterm 11] ’, ‘ [zoekterm 12] ’, ‘ [zoekterm 13] ’, en ‘ [zoekterm 14] ’.
Zaakstukken
14. Op grond van artikel 7:4, tweede lid, van de Awb legt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbenden ter inzage.
15.1
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat stukken die zijn gebruikt voor het verrichten van de zoekslag, inzage bieden in het resultaat van de eerste stap van de zoekslag. Daarop staan meerdere gegevensverwerkingen vermeld, waaronder verwerkingen van operationele informatie en van gegevens die geen betrekking hebben op eiser. Dergelijke gegevens horen niet bij de zaakstukken, aldus verweerder.
15.2
De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Verweerder hoeft bij het bieden van inzicht in de gemaakte zoekslag niet verder te gaan dan in het besluit te beschrijven hoe en waar er is gezocht. Daarmee is niet verenigbaar dat stukken, die bij de verrichting van de zoekslag zijn gegenereerd maar geen persoonsgegevens van eiser bevatten, zouden worden beschouwd als op de zaak betrekking hebbende stukken waarin verweerder inzage moet geven.
15.3
In het bestreden besluit is verweerder niet ingegaan op de bezwaargrond van eiser op dit punt. Nu ter zitting is gebleken dat voor de weigering deze stukken ter inzage te leggen een deugdelijke motivering bestaat, passeert de rechtbank dit motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad.
Zoekslag
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de zoekslag niet inzichtelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt in welke systemen is gezocht. Dat is onzorgvuldig. Het onthoudt eiser een redelijke mogelijkheid zich te vergewissen van de grondigheid van de zoekslag. Bovendien lag het voor de hand dat verweerder een zoekterm had gebruikt, met een combinatie van eisers achternaam en beroep. Dat heeft verweerder nagelaten. Dit is eveneens onzorgvuldig, te meer omdat verweerder voldoende aanleiding had om te waken voor de volledigheid van de zoekslag, gelet op het grote aantal gegevensverwerkingen dat pas in bezwaar boven water is gekomen.
17. Het beroep is dan ook gegrond wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid van de Awb. Verweerder moet een nieuwe zoekslag verrichten en opnieuw op het bezwaar beslissen. In het nieuwe besluit moet verweerder alsnog voldoende inzichtelijk maken hoe de zoekslag heeft plaatsgevonden, met inachtneming van het bovenstaande.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is gegrond. Om proceseconomische redenen laat de rechtbank de overige beroepsgronden onbesproken. Het is vanuit dat oogpunt wenselijk dat eerst een nieuwe zoekslag wordt uitgevoerd.
19. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak, binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Bij de nieuwe zoekslag moet in elk geval ook een zoekterm worden gebruikt met een combinatie van eisers naam en beroep. In de toelichting daarop moet verweerder tevens aangeven in welke systemen is gezocht.
20. Verweerder moet het griffierecht van eiser vergoeden en aan eiser een proceskostenvergoeding betalen. Deze bedraagt € 1.842,18,-, waarvan € 1.814,- voor rechtsbijstand [5] en € 28,18 aan reiskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.842,18.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 76 van de Wiv.
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:292
3.Kamerstukken II 1997/1998, 25 877, nr. 3, blz. 71.
4.Bijvoorbeeld in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:176.
5.Besluit proceskosten bestuursrecht; € 907,- per proceshandeling, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een gemiddelde wegingsfactor.