In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres had op 27 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 maart 2024, waarin het Uwv haar aanvraag had afgewezen. Na het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft eiseres op 18 december 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door het Uwv is overschreden en dat er geen beslissing is genomen op het bezwaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft het Uwv opgedragen om binnen twee weken na de verzending van de uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat het Uwv de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- moet vergoeden en dat het Uwv de proceskosten van eiseres moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter J. Schaaf in aanwezigheid van griffier S.I. Teunissen op 17 juni 2025.