ECLI:NL:RBDHA:2025:10395
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in het verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.R. Hagenaars, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 27 januari 2025 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker was het niet eens met deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 mei 2025 behandeld, waarbij de verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. In de uitspraak van 3 juni 2025 werd geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, omdat er op dezelfde dag uitspraak was gedaan in de hoofdzaak, zaaknummer NL25.10525. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft verder geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.