ECLI:NL:RBDHA:2025:10390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
09-395082-24, 09-243315-23 (tul) en 22-002122-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens ontbreken van wettig en overtuigend bewijs in een strafzaak met betrekking tot voorbereidingshandelingen voor een ontploffing

In deze strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2006, heeft de rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een ontploffing, waarbij hij onder andere explosieve stoffen en brandversnellende vloeistoffen zou hebben verworven en voorhanden heeft gehad. De zaak werd behandeld op de terechtzittingen van 12 maart 2025 en 22 mei 2025. De officier van justitie, mr. R.R. Knobbout, eiste bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.G. Cantarella, vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de aangetroffen vingerafdrukken van de verdachte op een flesje en tape onvoldoende bewijs boden voor de beschuldigingen. Er was geen duidelijk bewijs van een plan of doel voor de vuurwerkbom, en de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Daarnaast werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, gezien de vrijspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-395082-24, 09-243315-23 (tul) en 22-002122-23 (tul)
Datum uitspraak: 5 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzitting van 12 maart 2025 (pro forma) en 22 mei 2025 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.R. Knobbout en de advocaat van de verdachte is mr. M.G. Cantarella te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting - ten laste gelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 22 juni 2024 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven teweegbrengen van een ontploffing (op het woonwagenkamp aan het Isabellaland), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten meerdere Cobra's, althans (een) explosieve stof(fen) en/of (flessen met) benzine, althans een brandversnellende vloeistof, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 22 juni 2024, althans op een of meer tijdstippen in de periode 1 januari 2024 tot en met 22 juni 2024 te ‘s-Gravenhage, in elk geval te Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- één of meer stuks knalvuurwerk (te weten Cobra 6/ categorie F4)),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, voor zover dat ziet op het verwerven, vervaardigen en het voorhanden hebben van de Cobra’s en de benzine, ter voorbereiding op het teweegbrengen van een ontploffing aan het Isabellaland. Uit het ‘proces-verbaal van conclusie onderzoek dactyloscopische sporen van 26 juli 2024 met bijlagen’ blijkt dat de vingerafdrukken van de verdachte zijn aangetroffen op een flesje en op de binnenzijde van de tape, die zijn gebruikt voor het maken van de vuurwerkbommen die bij het Isabellaland zijn aangetroffen. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2025 dat de verdachte op zijn telefoon heeft gezocht naar het Isabellaland en daarvan ook een luchtfoto heeft opgezocht, en dat de verdachte via zijn telefoon contact heeft gehad met een contactpersoon “[naam]”. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2024 dat de medeverdachte nog gebeld zou worden door degene die hem de Cobra’s had geleverd.
Indien de rechtbank niet tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde komt, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het subsidiaire feit bewezen verklaard dient te worden. Volgens de officier van justitie is er voldoende aanleiding om op basis van het dossier vast te stellen dat de verdachte Cobra’s heeft opgeslagen dan wel voorhanden heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit voor het primair en subsidiair tenlastegelegde feit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat het enkele aantreffen van de vingerafdrukken zonder nader aanvullend technisch bewijs of een belastende verklaring van de medeverdachte of een getuige niet voldoende is om voorbereidingshandelingen met betrekking tot een opzettelijke ontploffing aan te nemen. Daar komt bij dat uit het dossier niet duidelijk is geworden of er uiteindelijk gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar dan wel lichamelijk letsel te duchten was en of er in de flesjes daadwerkelijk benzine heeft gezeten, nu dit niet is onderzocht.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de raadsman naar voren gebracht dat er geen foto’s zijn gemaakt van de Cobra’s, er geen deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden naar de Cobra’s die op het plaats delict zijn aangetroffen en dat er geen classificering heeft plaatsgevonden. Het ontbreekt dus aan wettig technisch bewijs.
3.3
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat er vingerafdrukken van de verdachte zijn aangetroffen op de binnenkant van de tape waarmee vuurwerk aan een flesje met – volgens de politie brandbare – vloeistof was vastgeplakt. Ook is een vingerafdruk op het flesje gevonden die overeenkomsten heeft met de vingerafdruk van de verdachte, maar vanwege de kwaliteit van de vingerafdruk is daar verder geen onderzoek naar gedaan. De rechtbank kan dan ook slechts vaststellen dat de verdachte de tape – en mogelijk het flesje – heeft aangeraakt. Er blijkt verder niet uit het dossier met welk plan of doel deze vuurwerkbom is gemaakt. Meer dan een vermoeden dat de verdachte betrokken is geweest bij het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing, kan aan het dossier niet worden ontleend. Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen.
Ook ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit zijn aanwijzingen van enige betrokkenheid van de verdachte onvoldoende om tot een wettig en overtuigend bewijs te komen van het opzettelijk voorhanden hebben van professioneel vuurwerk (Cobra 6).
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Dit betekent dat de overige verweren van de verdediging verder geen bespreking behoeven.

4.De vorderingen tot tenuitvoerlegging (09-243315-23 en 22-002122-23)

4.1
De vorderingen van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij parketnummer 09-243315-23 door de kinderrechter van de rechtbank Den Haag op 18 december 2023 voorwaardelijk opgelegde straf van 28 uren werkstraf, subsidiair 14 dagen vervangende jeugddetentie, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bij parketnummer 22-002122-23 door het Gerechtshof Den Haag op 16 mei 2024 voorwaardelijk opgelegde straf van 120 dagen jeugddetentie, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen vanwege de bepleitte vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit zal de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummer 09-243315-23 en 22-002122-23 afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
de vordering tenuitvoerlegging
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 december 2023 van deze rechtbank, gewezen onder parketnummer 09-243315-23, aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke werkstraf;
de vordering tenuitvoerlegging
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij arrest van 16 mei 2024 van het Gerechtshof Den Haag, gewezen onder parketnummer 22-002122-23, aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.H. Rochat, kinderrechter, voorzitter,
mr. E. van Die, kinderrechter,
en mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juni 2025.