In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025, wordt het beroep van een minderjarige eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Ethiopische nationaliteit en geboren in 2009, heeft op 25 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 18 oktober 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.
De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de leeftijd van eiser bij de beoordeling van zijn verklaringen over de activiteiten van zijn vader bij de Oromo Liberation Front (OLF). Eiser, die op tienjarige leeftijd uit Ethiopië is gevlucht, heeft verklaard dat zijn vader lid was van de OLF en dat hij en zijn familie door de autoriteiten zijn mishandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom van eiser, gezien zijn jonge leeftijd, verwacht mocht worden dat hij meer gedetailleerde informatie kon geven over zijn vaders situatie en de gevolgen daarvan.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht en draagt de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814. De uitspraak benadrukt het belang van het in acht nemen van de belangen van minderjarigen in asielprocedures en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van hun verklaringen.