ECLI:NL:RBDHA:2025:1038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
NL24.41528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag van een minderjarige Ethiopiër met betrekking tot geloofwaardigheid en procedurele waarborgen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025, wordt het beroep van een minderjarige eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Ethiopische nationaliteit en geboren in 2009, heeft op 25 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 18 oktober 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.

De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de leeftijd van eiser bij de beoordeling van zijn verklaringen over de activiteiten van zijn vader bij de Oromo Liberation Front (OLF). Eiser, die op tienjarige leeftijd uit Ethiopië is gevlucht, heeft verklaard dat zijn vader lid was van de OLF en dat hij en zijn familie door de autoriteiten zijn mishandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom van eiser, gezien zijn jonge leeftijd, verwacht mocht worden dat hij meer gedetailleerde informatie kon geven over zijn vaders situatie en de gevolgen daarvan.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht en draagt de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814. De uitspraak benadrukt het belang van het in acht nemen van de belangen van minderjarigen in asielprocedures en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van hun verklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41528

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en

de minister van Asiel en Migratie.

(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes – de Jonge).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Ethiopische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2009. Hij heeft op 25 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 18 oktober 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft de Ethiopische nationaliteit en behoort tot de Oromo bevolkingsgroep. Eisers vader was lid van de gewapende tak van de OLF, maar nadat hij zijn lidmaatschap had opgezegd werd hij regelmatig opgepakt en gevangengezet door de autoriteiten. Ook werden eiser en zijn familieleden geslagen en mishandeld door de autoriteiten. Verder is eiser op 30 juni 2020 in Ethiopië naar een demonstratie gegaan vanwege de moord op zanger [naam 1] en mensenrechten in Ethiopië. Tijdens deze demonstratie werd er geschoten en is eiser geslagen. Vervolgens is eiser weggerend en naar huis gegaan. Bij thuiskomst bleek dat zijn vader was opgepakt en dat de autoriteiten ook naar eiser op zoek waren. Daarna is eiser met zijn vriend [naam 2] uit Ethiopië gevlucht. Bij terugkeer naar Ethiopië vreest eiser voor zijn leven. Hij kan er niet veilig wonen omdat hij door de autoriteiten wordt gezocht.

Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) Problemen vanwege vermeende betrokkenheid van eisers vader bij de gewapende tak van de OLF, 3) Deelname aan een demonstratie.
5.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De minister acht echter de problemen vanwege vermeende betrokkenheid van eisers vader bij de gewapende tak van de OLF en eisers deelname aan een demonstratie ongeloofwaardig. Eiser heeft de ongeloofwaardig bevonden elementen namelijk niet onderbouwd met documenten en zijn verklaringen over deze elementen acht de minister ongeloofwaardig. Eiser heeft namelijk summier verklaard over de problemen vanwege de vermeende betrokkenheid van zijn vader bij de gewapende tak van de OLF en hij heeft vaag, tegenstrijdig en wisselend verklaard over de deelname aan een demonstratie. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met eisers leeftijd?
6. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende de belangen van eiser als kind voorop heeft gesteld, omdat is nagelaten daar concreet en individueel onderzoek naar te doen. Dat is de minister wel verplicht. [1] De minister had volgens eiser nader moeten onderzoeken of eiser door psychische klachten wordt belemmerd in zijn vermogen te verklaren. In elk geval had de minister eisers minderjarigheid en zijn mogelijk psychische klachten moeten betrekken in de beoordeling van zijn verklaringen. Eiser is namelijk op tienjarige leeftijd gevlucht uit Ethiopië en heeft tijdens zijn vlucht een jaar en twee maanden vastgezeten in Libië, waar hij mogelijk ernstige dingen heeft meegemaakt waar hij (nog) niet over kan praten. Over de details van zijn verblijf in Libië heeft eiser bij MediFirst niet gesproken. Ter ondersteuning van zijn betoog legt eiser medische gegevens over waaruit volgt dat eiser mogelijk wordt doorverwezen zodat er een diagnose kan worden gesteld met betrekking tot zijn psychische klachten.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat in procedureel opzicht voldoende rekening is gehouden met eisers leeftijd. Hierbij mocht de minister betrekken dat uit het onderzoek van MediFirst dat voorafgaand aan de gehoren heeft plaatsgevonden geen beperkingen voor horen en beslissen zijn gebleken. Daarnaast zijn tijdens het horen de bijzondere procedurele waarborgen aangehouden vanwege eisers minderjarigheid. [2] Bij de gehoren was een voogd aanwezig en is eiser gehoord door een medewerker die is opgeleid en gecertificeerd voor het horen van minderjarigen. De minister heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de hoormedewerker zich heeft ingespannen om zijn taalgebruik en vraagstelling aan te passen aan eisers leeftijd. Dit blijkt ook uit de toelichting op – en herformuleringen van – vragen. [3] Ook is er uitvoerig aandacht besteed aan eisers welbevinden. Zo heeft de hoormedewerker tijdens het nader gehoor vermoeidheid bij eiser geconstateerd en met eiser en zijn voogd besproken hoe hier mee om te gaan. [4] Naar aanleiding van dit overleg heeft eiser aangegeven verder te willen gaan met het gehoor. Deze benadering en vraagstelling hebben eiser de ruimte gegeven om alles te verklaren over zijn asielrelaas. Tijdens het nader gehoor heeft de hoormedewerker geprobeerd om meer informatie te krijgen over wat eiser tijdens zijn vlucht is overkomen. Eiser heeft hierbij aangeven dat hij niet uitgebreid wil ingaan op deze vraag. [5] De minister benadrukt in het bestreden besluit dat eiser geen vragen hoefde te beantwoorden als deze te pijnlijk zijn en geen directe relevantie hebben voor zijn asielaanvraag, maar dat een logisch gevolg hiervan is dat de informatie die eiser niet geeft ook op geen enkele manier kenbaar kan worden betrokken in de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank acht deze handelswijze niet onzorgvuldig. Gelet op het voorgaande heeft de minister bij de gehoren voldoende rekening gehouden met eisers minderjarigheid. De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank daarentegen wel onvoldoende rekening gehouden met eisers minderjarigheid als het gaat om eisers verklaringen over de werkzaamheden van zijn vader bij de OLF. Dat licht de rechtbank hieronder verder toe.
Mocht de minister van eiser verlangen dat hij meer kon vertellen over de werkzaamheden van zijn vader bij de OLF en de daaruit ontstane problemen?
7. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte van eiser verlangt dat hij meer kon vertellen over de werkzaamheden van zijn vader bij de OLF. Eiser was namelijk tien jaar oud toen hij vertrok uit Ethiopië. Dit was een plotselinge vluchtsituatie waarbij geen tijd was om meer informatie over zijn vaders situatie te achterhalen via zijn moeder. Het kan redelijkerwijs niet verwacht worden van een kind van die leeftijd dat hij nader onderzoek doet naar de werkzaamheden van zijn vader. Hij stelde wel vragen aan zijn moeder over zijn vaders werkzaamheden, maar zij vertelde hem alleen het hoognodige. Verder mocht de minister niet aan eiser tegenwerpen dat hij weinig kon vertellen over de bezoeken van de autoriteiten aan zijn familie die plaatsvonden nadat eisers vader zijn lidmaatschap bij de OLF had opgezegd. Daarbij heeft de minister niet meegenomen hoe traumatisch het kan zijn voor een kind als ineens een groep mannen het huis binnenstormt om vervolgens zijn gezin in elkaar te slaan en zijn vader mee te nemen. Het is dan ook de vraag in hoeverre eiser psychisch in staat kan worden geacht om te verklaren over deze traumatische ervaringen.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank stelt voorop dat in de geloofwaardigheidsbeoordeling de minister rekening moet houden met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. [6] Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in dit geval onvoldoende rekening mee gehouden bij de tegenwerpingen over de OLF. Het staat vast dat eiser pas tien jaar oud was toen hij uit Ethiopië is gevlucht. De minister heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom van eiser, gelet op zijn zeer jonge leeftijd op het moment van vluchten, verwacht mag worden dat hij meer kan verklaren over de werkzaamheden van zijn vader bij de OLF en dat het in de rede ligt dat hij zich meer had moeten verdiepen in dit onderwerp. Eiser heeft verklaard dat zijn vader zijn lidmaatschap bij de OLF heeft opgezegd en dat zijn vader als enige in de buurt vanwege eerdere banden met de OLF door de autoriteiten werd aangehouden en opgepakt. Ook heeft eiser verklaard dat zijn vader geen informatie deelde over de OLF met zijn kinderen. Dat zijn vader werd lastiggevallen door de autoriteiten riep weliswaar vragen bij eiser op, maar desgevraagd vertelde zijn moeder enkel dat dit kwam omdat zijn vader vroeger lid was van de OLF en in het verleden betrokken was bij activiteiten. [7] Op de zitting heeft de minister toegelicht dat hij niet ontkent dat het een lastig punt is wat er nu meer van eiser op zijn leeftijd verwacht kon worden in zijn verklaringen over de werkzaamheden van zijn vader. De minister blijft echter van mening dat eisers verklaringen te algemeen zijn, ook voor iemand van zijn leeftijd. Met deze toelichting maakt de minister echter niet inzichtelijk of concreet wat er nog meer van eiser verwacht had mogen worden bij zijn verklaringen. Verder heeft de minister op de zitting toegelicht dat het onbegrijpelijk is dat de moeder van eiser hem een gevaarlijke reis laat maken, maar weinig heeft verteld over de werkzaamheden van zijn vader. Ondanks de vluchtsituatie mocht het van de moeder verwacht worden dat zij meer had verteld hierover, aldus de minister. Niet duidelijk is waar de minister zijn standpunt, dat eiser meer informatie van zijn moeder had moeten krijgen omdat hij een gevaarlijke reis ging maken, op baseert. Bovendien geeft het onvoldoende grond voor het oordeel dat eiser meer kennis had moeten hebben over de OLF. De rechtbank acht het daarbij niet ongewoon dat eisers moeder hem weinig informatie heeft gegeven over zijn vaders situatie gezien het feit dat eiser destijds tien jaar oud was. Ook heeft de minister niet deugdelijk gemotiveerd waarom eiser uitgebreider had kunnen en moeten verklaren over de keren dat hij thuis door de autoriteiten werd geslagen. Ook hier geldt dat eiser destijds erg jong was, en het nader gehoor heeft ruim vier jaar na het vertrek van eiser uit Ethiopië plaatsgevonden. De minister heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom van eiser gedetailleerdere verklaringen mochten worden verwacht op dit punt.
7.2.
Gelet op het voorgaande heeft de minister in zijn beoordeling bij de tegenwerpingen over de OLF onvoldoende rekening gehouden met de leeftijd van eiser, waardoor de motivering van het besluit op dit punt gebrekkig is. De toelichting van de minister op zitting heeft dit gebrek niet hersteld, omdat onvoldoende inzichtelijk is geworden wat hij precies meer van eiser verwacht in zijn verklaringen. Alleen al om die reden is het beroep gegrond. Omdat dit een essentieel onderdeel van het relaas betreft, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat er een nieuwe beoordeling gemaakt moet worden. Dat is voorbehouden aan de minister. De minister moet een nieuw besluit op de aanvraag en ook de geloofwaardigheid van de uitreis van eiser en de dienstplichtontduiking van zijn zoon opnieuw beoordelen. De minister moet daarbij rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
8.1.
Dat het beroep van eiser gegrond is, betekent ook dat de minister de door eiser gemaakte proceskosten moet vergoeden. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 3 van het VN-Kinderrechtenverdrag (IVRK), General Comment nummer 14 (2013), artikel 22 van het IVRK en de uitspraak van het Hof van Justitie van 11 juni 2024, ECLI:EU:C:2024:487 (
2.Zoals bedoeld in WI 2021/9.
3.Nader gehoor, o.a. pagina 8, 10, 11 en 14.
4.Nader gehoor, pagina 13, 14, 16 en 17.
5.Nader gehoor, pagina 11 en 20.
6.WI 2024/6, pagina 7.
7.Nader gehoor, pagina 12-13.