ECLI:NL:RBDHA:2025:10377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
24-7357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van de uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de hem toegekende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser, die slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf, heeft een uitkering aangevraagd die door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven is vastgesteld op € 10.000,- in letselcategorie 4. Eiser is van mening dat hij recht heeft op een hogere uitkering, omdat zijn letsel volgens hem in categorie 6 of minimaal in categorie 5 valt. Hij heeft medische informatie overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt, maar de rechtbank oordeelt dat de Commissie op goede gronden heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gegevens heeft aangedragen die aantonen dat het medisch advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of niet concludent is. De rechtbank concludeert dat de Commissie zich op het medisch advies heeft mogen baseren en dat er onvoldoende aanleiding is om te spreken van fysiek letsel met ernstige blijvende beperkingen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen hogere uitkering ontvangt. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7357

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A. Oosterveen),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S.R. Bisesser-Chigharoe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de hem toegekende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
1.1.
Bij het besluit van 14 maart 2024 heeft verweerder een uitkering toegekend. Met het bestreden besluit van 8 juli 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft verweerder op 20 oktober 2023 om herziening gevraagd van een eerder afgewezen verzoek om een uitkering uit het Schadefonds. Eiser stelt slachtoffer te zijn geworden van een geweldsmisdrijf waarbij hij lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen. Verweerder vindt het aannemelijk dat eiser op 6 februari 2022 slachtoffer werd van een poging tot doodslag en heeft daarop advies ingewonnen bij een medisch adviseur. De medisch adviseur heeft geadviseerd om eiser een uitkering toe te kennen behorend bij letselcategorie 3. Verweerder heeft besloten om van dit advies af te wijken en eiser een uitkering toe te kennen van € 10.000,- behorend bij letselcategorie 4. Dit in verband met de aard van eisers letsel, de omstandigheden waaronder hij het letsel opliep, de langdurige gevolgen van het letsel en de omstandigheid dat eiser zijn werkzaamheden niet meer kan uitoefenen.
2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of eiser in aanmerking komt voor een hogere uitkering.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt dat hij in aanmerking komt voor een hogere uitkering. Zijn letsel valt in categorie 6, of minimaal in categorie 5. Zowel zijn lichamelijk als psychisch letsel is onderbouwd met medische informatie. Eiser is volledig arbeidsongeschikt vanwege het misdrijf. Ook is sprake van beperkingen in zijn dagelijks functioneren. Hij is hulpbehoevend geworden, heeft hulp in de huishouding nodig en hulp bij verzorging alsmede begeleiding om in het dagelijks leven te kunnen functioneren. Zo is hem onder andere een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend en krijgt hij hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ter onderbouwing van zijn standpunt overlegt hij verschillende stukken, onder andere van de gemeente Rotterdam.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden een uitkering uit letselcategorie 4 heeft toegekend aan eiser. Zij zal dit oordeel hierna uitleggen.
4.1.
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven kunnen uit het schadefonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen. Verweerder heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering beslissingsruimte en heeft daaraan invulling gegeven in beleid. De beleidsruimte heeft verweerder onder andere ingevuld met de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven en de Letsellijst. Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen onredelijk beleid en heeft verweerder dit kunnen toepassen.
Medisch advies
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat het medisch advies een deskundigenadvies is waarvan verweerder in beginsel uit mag gaan, tenzij dit advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen, niet concludent is of er een andersluidende contra-expertise is overgelegd.
4.3.
Eiser heeft geen gegevens aangedragen waaruit blijkt dat het medisch advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen dan wel niet concludent is. Het is vervolgens aan eiser zelf om met medische stukken te onderbouwen dat hij toch in aanmerking komt voor een hogere letselcategorie. Eiser heeft zowel in bezwaar als beroep (medische) informatie overgelegd. Deze informatie heeft de medisch adviseur meegenomen in zijn advies. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd bevat geen aanvullende informatie van zorgverleners. In de overige informatie, van onder andere de gemeente Rotterdam, heeft de medisch adviseur geen aanleiding gezien om eiser een hogere letselcategorie dan categorie 4 toe te kennen. Er is geen andersluidende contra-expertise overgelegd die aan dit medisch advies doet twijfelen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder heeft mogen uitgaan van het medisch advies van de medisch adviseur.
Fysiek letsel
4.4.
Om in aanmerking te komen voor letselcategorie 5 moet sprake zijn van fysiek letsel met ernstige blijvende beperkingen in het dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren (of een daaraan gelijk te stellen activiteit) en/of blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid. [1] Letsel wordt ernstiger beschouwd naarmate de beperkingen en afhankelijkheid door het letsel toenemen en langer duren. Het lichamelijke letsel van eiser wordt niet meer behandeld. Hoewel eiser ter zitting heeft toegelicht dat de artsen hierover verdeeld zijn, blijkt uit de overgelegde medische informatie dat de granaatscherven in eisers lichaam geen direct gevaar opleveren. Volgens de medisch adviseur is er wel sprake van blijvende hinder. Verder blijkt uit de medische informatie dat het verwijderen van de scherven uit eisers lichaam een hoog risico zou opleveren. Eiser heeft mobiliteitsproblemen, maar gebruikt hiervoor geen hulpmiddelen. Daarnaast neemt hij pijnmedicatie en maakt hij indien nodig gebruik van fysiotherapie. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat eiser dit anders ervaart is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er gelet op wat eiser naar voren heeft gebracht en de overgelegde medische informatie, onvoldoende aanleiding is om te spreken van fysiek letsel met ernstige blijvende beperkingen in het dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren. Dat eiser hulp krijgt in het huishouden en dat eiser op dit moment door een medisch adviseur van de gemeente Rotterdam tijdelijk arbeidsongeschikt is verklaard, maakt dit oordeel niet anders.
Psychisch letsel
4.5.
Om in aanmerking te komen voor letselcategorie 5 moet sprake zijn van een diagnose door een hulpverlener die bevoegd en bekwaam is om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel en behandeltrajecten gedurende vele (minimaal > 5) jaren die hebben geleid tot blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid. [2] Onder ‘afhankelijkheid’ wordt verstaan afhankelijkheid bij de algemene dagelijkse activiteiten. [3] Algemene dagelijkse activiteiten zijn de dagelijks terugkerende basisverrichtingen op verschillende leefgebieden die passen bij een zelfstandig bestaan. Uit de informatie van GZ-psycholoog [naam] van 13 februari 2023 blijkt dat eiser enige tijd onder behandeling is geweest bij de GGZ en met EMDR therapie voor zijn PTSS is behandeld. Deze therapie heeft helaas geen effect gehad en eiser is vervolgens aangemeld bij Psytrec voor specialistische traumabehandeling. Ter zitting is gebleken dat deze behandeling nog niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat er behandeltrajecten gedurende vele (minimaal > 5 jaar) jaren zijn geweest. Pas als dit het geval is en na dergelijke behandelingen blijkt dat er blijvend sprake is van afhankelijkheid en ernstige beperkingen kan een letselcategorie 5 of 6 worden overwogen.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich gelet op het voorgaande op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een hogere letselcategorie dan categorie 4.
4.7.
De rechtbank merkt ten overvloede op, zoals verweerder heeft toegelicht op de zitting, dat mocht het letsel verergeren of veranderen en mocht er nieuwe medische informatie beschikbaar zijn, eiser een aanvullende aanvraag kan indienen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen uitkering op basis van een hogere letselcategorie krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, p. 2 e.v.
2.Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, p. 9 e.v.
3.Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, p. 10.