ECLI:NL:RBDHA:2025:10354
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het kader van asielprocedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een enkelvoudige kamer over de maatregel van bewaring die aan eiser, de minister van Asiel en Migratie, was opgelegd. De maatregel is opgelegd op 16 april 2025 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het vooronderzoek is gesloten op 11 juni 2025.
De rechtbank heeft eerder, op 13 mei 2025, de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 7 mei 2025 rechtmatig was. De rechtbank heeft de periode sinds dat moment in overweging genomen. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in het uitzettingsproces. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld, gezien de voortgangsrapportage en de uitzettingshandelingen die zijn verricht. De rechtbank heeft ook ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring getoetst en geen onrechtmatigheid vastgesteld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.