ECLI:NL:RBDHA:2025:10312
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Egyptische eiser met vrees voor vervolging door de Moslimbroederschap
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een Egyptische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die beweert bedreigd te zijn door de Moslimbroederschap, heeft op 29 januari 2022 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie terecht is. De rechtbank stelt vast dat de eiser wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de vermeende bedreigingen door de Moslimbroederschap, wat de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ondermijnt. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Egypte vreest voor vervolging of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank wijst erop dat de eiser in beginsel aangifte had kunnen doen tegen de Moslimbroederschap, en dat zijn vrees voor represailles bij terugkeer niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.