ECLI:NL:RBDHA:2025:1031
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opheffing van executoriaal derdenbeslag door de Staat der Nederlanden
Op 7 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) en een gedetineerde gedaagde. De Staat vorderde de opheffing van een executoriaal derdenbeslag dat door de gedaagde was gelegd onder Staatsloterij B.V. ter verhaal van een vordering van € 13.256,87. De gedaagde had eerder een verzoek ingediend bij de Minister voor Rechtsbescherming om inzage in informatie van het Fugitive Active Search Team (FAST), maar de Minister had hierop al op 5 maart 2024 beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat het vorderingsrecht van de gedaagde tot betaling van een eerder verschuldigd bedrag van € 1.777,03 was komen te vervallen, omdat dit bedrag inmiddels was voldaan. Hierdoor was er geen grond meer voor het handhaven van het beslag. De voorzieningenrechter verbood de gedaagde ook om de uitspraak van 12 augustus 2024 verder te executeren, hangende het beroep tegen het besluit van 20 september 2024. De gedaagde werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van € 2.134,97 betalen.