Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van deze aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit tot afwijzing vond plaats op 13 januari 2025. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 23 april 2025 op het bezwaar beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter overwoog dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen kan worden gedaan zolang er bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de minister inmiddels op het bezwaar had beslist en verzoeker geen beroep had ingesteld tegen deze beslissing, was er geen bezwaar meer aanhangig. De termijn voor het instellen van beroep was inmiddels verstreken, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.