Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, die zijn aanvraag niet in behandeling had genomen. Na de beslissing op bezwaar op 9 april 2025, heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een verzoek om voorlopige voorziening kan worden gedaan zolang er bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de minister inmiddels op het bezwaar had beslist en verzoeker geen beroep had ingesteld tegen deze beslissing, was er geen bezwaar meer aanhangig. De termijn voor het instellen van beroep was inmiddels verstreken, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.