In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Erik, beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie. De rechtbank Den Haag heeft op 23 april 2025 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. Eiseres had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar de minister had niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een ingebrekestelling heeft ingediend op 20 september 2024, maar dat deze prematuur was. Dit was het geval omdat de beslistermijn, die was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2023/3, nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.