ECLI:NL:RBDHA:2025:10248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
NL25.5584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ghanese eiser op grond van kennelijk ongegrondheid en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ghanese eiser. De eiser, geboren in 1988 en behorend tot de Ashanti bevolkingsgroep, had op 8 januari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie op 4 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van de eiser over de problemen met de bouwgrond niet samenhangend en aannemelijk waren. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 21 mei 2025 behandeld, maar de eiser en zijn gemachtigde waren niet ter zitting verschenen.

De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat de asielmotieven van de eiser ongeloofwaardig waren. De eiser had geen objectieve documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn asielrelaas en zijn verklaringen waren inconsistent. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag van de eiser terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen, omdat Ghana als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en de afwijzing van de asielaanvraag bleef in stand. De eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5584

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. X.R. Schuitemaker).

Procesverloop

Eiser heeft op 8 januari 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, c, e en h van de Vw. Met dit besluit heeft verweerder het eerder op 5 december 2024 opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van twee jaar gehandhaafd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (NL25.5585), op zitting behandeld. De gemachtigde van verweerder heeft aan de zitting deelgenomen. Met voorafgaande kennisgeving zijn eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1988, heeft de Ghanese nationaliteit en behoort tot
de bevolkingsgroep van de Ashanti.
1.2.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd.
Eiser moest in Ghana voor iemand anders toezicht houden op de bouw van een huis. Op een dag is een groep van zes of zeven onbekende mannen naar de bouwplaats gekomen en toen is er een ruzie ontstaan over de bouwgrond. Toen eiser zich met de ruzie bemoeide, hebben de mannen eiser in zijn arm gesneden met een hakmes. Hierna is de politie gebeld, waarna eiser uit Ghana is gevlucht uit angst om opgepakt te worden.
Het bestreden besluit
2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende twee asielmotieven:
a. de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
b. de problemen met betrekking tot de bouwgrond.
2.1.
Verweerder vindt het eerste asielmotief wel geloofwaardig, maar gelooft het tweede asielmotief niet. Eiser heeft dit tweede asielmotief niet met objectieve documenten onderbouwd. Volgens verweerder is ook niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 31, zesde lid, van de Vw. Eiser heeft immers geen documenten ter onderbouwing van het asielmotief met betrekking tot de bouwgrond overgelegd en hij heeft geen goede verklaring daarvoor gegeven (onder b). Verder heeft eiser niet samenhangend en aannemelijk verklaard. Hij heeft wisselend verklaard over de redenen waarom hij naar Europa is gekomen en waarom hij niet terug zou kunnen keren naar Ghana en hij heeft daarnaast vaag, wisselend en ongerijmd verklaard over de reden waarom hij moest vluchten na het incident op de bouwplaats (onder c). Ook heeft eiser niet zo snel mogelijk een asielaanvraag in Nederland ingediend en daarvoor geen goede reden gegeven (onder d). Tot slot kan eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig worden beschouwd, onder meer omdat hij zich bij de Nederlandse autoriteiten met een valse Italiaanse identiteitskaart heeft gemeld (onder e). Gelet op het voorgaande wordt aan eiser niet het voordeel van de twijfel gegund en is zijn asielrelaas ongeloofwaardig. De asielaanvraag van eiser is als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw, in samenhang gelezen met artikel 30b, eerste lid, van de Vw omdat Ghana een veilig land van herkomst is (onder b). Verder heeft eiser verweerder, gelet op de valse Italiaanse identiteitskaart, misleid over zijn identiteit (onder c) en heeft hij verklaringen afgelegd die kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn (onder e). Ook heeft eiser zich zonder gegronde reden niet zo spoedig mogelijk in Nederland gemeld om een asielaanvraag in te dienen (onder h). Het op 5 december 2024 opgelegde terugkeerbesluit en het op diezelfde datum uitgevaardigde inreisverbod zijn nog steeds geldig.
Het standpunt van eiser
3. Eiser voert aan dat verweerder het asielmotief over de problemen met betrekking
tot de bouwgrond ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Met zijn standpunt over het ontbreken van documenten is verweerder volledig voorbijgegaan aan de realiteit in Ghana, waar geschillen over land en bouwprojecten vaak niet formeel worden vastgelegd en juridische documentatie niet altijd voorhanden is. Eiser is als gevolg van zijn detentie ook niet in staat om bewijsstukken te verkrijgen. Eiser heeft voorts consistent en gedetailleerd verklaard over het incident en de dreiging die hieruit voortvloeide. Hij betwist wisselend te hebben verklaard over de redenen voor vertrek uit Ghana. Economische motieven en asielmotieven kunnen goed naast elkaar bestaan. Bovendien heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met de stressvolle omstandigheden waarin eiser verkeerde tijdens de gehoren, aangezien hij al geruime tijd in bewaring zat. Eventuele variaties in detail en formulering kunnen hierdoor verklaard worden. Wat betreft de tegenwerping dat eiser vaag en ongerijmd heeft verklaard over waarom hij moest vluchten na het incident op de bouwplaats, stelt eiser dat verweerder nader had moeten onderzoeken of het voor eiser mogelijk is om in Ghana bescherming van de autoriteiten te verkrijgen, gelet op de bestaande corruptie en het gebrek aan effectieve bescherming aldaar en de verklaring van eiser dat de personen die hem bedreigden invloedrijk waren en banden hadden met de lokale autoriteiten. Door de dreiging voelde eiser zich niet veilig om aangifte te doen.
Procesbelang
4. Bij brief van 14 februari 2025 heeft verweerder medegedeeld dat eiser op 7 februari
2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft de rechtbank daarom verzocht om te beoordelen of er nog procesbelang is bij het onderhavige beroep. Bij bericht van 17 februari 2025 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser verzocht te laten weten of hij nog contact met eiser onderhoudt en of hij op de hoogte is van de huidige verblijfsplaats van eiser. In reactie hierop heeft de gemachtigde van eiser op 18 februari 2025 te kennen gegeven dat hij nog steeds contact met eiser heeft en dat eiser in Beverwijk verblijft en hij nog steeds prijs stelt op de behandeling van het onderhavige beroep. Gelet hierop neemt de rechtbank procesbelang aan.
Beoordeling van de beroepsgronden
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het asielmotief over de problemen met betrekking tot de bouwgrond niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
5.1.
Allereerst heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij geen enkel (objectief) document ter onderbouwing van de gestelde problemen heeft overgelegd en dat hij daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven. Eiser heeft de stelling dat het in Ghana niet gebruikelijk is om documenten over geschillen met betrekking tot bouwgrond op te stellen, niet onderbouwd, terwijl zijn verklaring tijdens het gehoor dat hij het hele bouwplan heeft gekregen van de opdrachtgever, in antwoord op de vraag of hij ooit in het bezit is geweest van documenten die zijn werkzaamheden op het stuk grond kunnen aantonen, er juist op duidt dat hij wél over documenten beschikt of zou kunnen beschikken. Niet is gebleken dat eiser concrete pogingen heeft ondernomen om aan documenten ter onderbouwing van zijn asielrelaas te komen. In de vreemdelingenbewaring van eiser - in de periode van 8 januari 2025 tot en met 4 februari 2025 - heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om het niet overleggen van documenten verontschuldigbaar te achten. Verweerder heeft daarbij van belang kunnen achten dat eiser al een paar jaar in Europa verblijft en dat eiser heeft verklaard dat de problemen met betrekking tot de bouwgrond de directe reden van zijn vertrek uit Ghana hebben gevormd.
5.2.
Verweerder heeft eiser verder niet ten onrechte tegengeworpen dat de verklaringen van eiser niet samenhangend en aannemelijk zijn.
5.2.1.
In dit kader heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over de redenen waarom hij naar Europa is gekomen en waarom hij niet terug kan keren naar Ghana. Zo heeft eiser aanvankelijk op 17 december 2024 tijdens een vertrekgesprek met een medewerker van de Dienst Terugkeer en Vertrek verklaard dat hij niet terug wilde keren naar Ghana, omdat hij niet terug kan keren met niks en dat hij een toekomst wilde opbouwen in Nederland. Vervolgens heeft eiser op 8 januari 2025 bij de politie verklaard dat hij naar Nederland was gekomen omdat hij Nederland een leuk land vindt en dat hij hier wil werken. Daarnaast heeft eiser toen verklaard niet terug te kunnen keren naar Ghana omdat zijn familieleden waren overleden en hij enkel nog zijn vrouw daar had. Pas toen hem tijdens dit gehoor werd gevraagd of hij in Ghana te vrezen heeft, heeft eiser verklaard dat hij bij terugkeer vreest voor zijn leven. In dit verband heeft hij verklaard dat hij een stuk land van een persoon had gekregen of gekocht waarop hij mocht werken en dat hij ruzie met deze persoon heeft gekregen en door deze persoon met de dood is bedreigd. Tijdens het gehoor veilig land van herkomst op 17 januari 2025 heeft eiser verklaard dat hij in Ghana toezicht moest houden op de bouw van een huis. Volgens eiser heeft hij op de bouwplaats ruzie gekregen met zes of zeven onbekende mensen en vreest hij sindsdien door de politie te worden opgepakt. Verweerder heeft de genoemde verklaringen terecht aangemerkt als tegenstrijdig. Immers, waar eiser als reden voor zijn vertrek uit Ghana en het niet terug willen keren aanvankelijk slechts economisch motieven en het ontbreken van een sociaal netwerk had genoemd, heeft hij pas tijdens het gehoor van
8 januari 2025 melding gemaakt van problemen in Ghana die maken dat hij bij terugkeer heeft te vrezen voor zijn leven. Eiser heeft voor deze inconsistenties in zijn verklaringen geen goede verklaring gegeven. Uit het proces-verbaal van het gehoor van 8 januari 2025 en het verslag van het asielgehoor blijkt niet dat eiser tijdens deze gehoren - vanwege de vreemdelingenbewaring of om andere redenen – in dermate stressvolle omstandigheden verkeerde dat hij niet in staat was om consistent te verklaren over de reden voor vertrek uit Ghana en de reden om niet terug te kunnen keren. Eiser heeft deze stelling ook niet geconcretiseerd.
5.2.2.
Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser
vaag en ongerijmd heeft verklaard over de reden waarom hij moest vluchten na het incident op de bouwplaats. Onduidelijk is gebleven waarom eiser na het incident zijn land heeft moeten ontvluchten, nu eiser zelf heeft verklaard dat hij niets heeft misdaan en ook niet valt in te zien waarom de politie eiser niet zou willen of kunnen beschermen. Eiser heeft immers verklaard dat de eigenaar van de bouwgrond had toegezegd dat hij terug zou komen om het probleem op te lossen en met de politie te praten. De stelling dat eiser geen bescherming hoeft te verwachten van de autoriteiten in Ghana, treft geen doel. Eiser heeft geen aangifte gedaan van het incident op de bouwplaats. Zijn enkele niet onderbouwde stelling dat de politie in Ghana corrupt is en er in Ghana geen effectieve rechtsbescherming is, maakt niet aannemelijk dat het op voorhand geen zin voor eiser zou hebben gehad om bescherming te vragen aan de autoriteiten. Er is dan ook geen reden om te concluderen dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de vraag of bescherming door de Ghanese autoriteiten mogelijk is.
5.2.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt
gesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b en c, van de Vw. De beroepsgronden slagen niet.
5.3.
Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd die betrekking hebben op de twee
voorwaarden van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d en e, van de Vw waaraan volgens verweerder ook niet is voldaan. Ook deze gronden heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.