ECLI:NL:RBDHA:2025:10239

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
NL23.19903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een vreemdeling met dubbele nationaliteit en beoordeling van de risico's in Venezuela en Colombia

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025, werd het beroep van eiser, die zowel de Colombiaanse als Venezolaanse nationaliteit heeft, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 23 juni 2023 afgewezen, met de stelling dat eiser zich opnieuw in Venezuela kan vestigen, waar hij zich op zijn nationaliteit kan beroepen. De rechtbank oordeelde dat de minister niet verplicht was om de problemen die eiser in Colombia heeft ondervonden te beoordelen, omdat de asielaanvraag op basis van de Venezolaanse nationaliteit werd afgewezen. Eiser had verklaard dat hij in Venezuela en Colombia was mishandeld vanwege zijn homoseksuele geaardheid, maar de rechtbank vond dat de minister voldoende had gemotiveerd dat 'feminised gays' geen risicogroep vormen en dat de elementen in het asielrelaas niet leidden tot de conclusie dat eiser als vluchteling moest worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen en dat er geen schending van artikel 3 van het EVRM dreigde. Eiser kreeg geen gelijk en moest terugkeren naar Venezuela.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19903

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister,
(gemachtigde: mr. B. Wezeman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 22 maart 2022 (aanvraag 1). Eiser heeft verklaard de Colombiaanse en Venezolaanse nationaliteit te hebben. De minister heeft met het bestreden besluit van 23 juni 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De minister heeft verder geen aanleiding gezien om eiser ambtshalve een vergunning regulier voor bepaalde tijd of op uitstel van vertrek op medische gronden te verlenen. De minister heeft ook een terugkeerbesluit voor Venezuela met een vertrektermijn van vier weken aan eiser uitgevaardigd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep eerst op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst met toepassing van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [2] De rechtbank heeft de minister verzocht zich in deze zaak uit te laten over de omvang van het begrip “land van herkomst” en een beoordeling van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) te maken waarin ook de medische behandeling van eiser wordt betrokken.
1.2.
De minister heeft op 10 oktober 2023 haar verweerschrift ingediend.
1.3.
Eiser heeft hier vervolgens op gereageerd per brief van 18 december 2023.
1.4.
Eiser heeft op 19 juni 2023 een aanvraag (aanvraag 2) om toepassing van artikel 64 Vw ingediend. Deze aanvraag is op 22 juni 2023, met verwijzing naar het BMA advies van diezelfde dag, afgewezen. Eiser heeft een periode uitstel van vertrek aangevraagd op 7 oktober 2014 (aanvraag 3) en gekregen op grond van artikel 64 Vw. Bij besluit van 15 januari 2025, naar aanleiding van eisers aanvraag zonder machtiging voorlopig verblijf (mvv) voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘medische behandeling’ (aanvraag 4) is aangegeven dat eiser niet nogmaals uitstel van vertrek op grond van 64 Vw zal krijgen.
1.5.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep ter zitting hervat op 16 april 2025. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Als kind heeft eiser eerst in Venezuela en daarna in Colombia gewoond. Door zijn homoseksuele geaardheid werd eiser door zijn ouders en familie mishandeld, gestraft en gepest. Door zijn neven werd eiser verkracht. Eiser is naar Caracas (Venezuela) gegaan om te studeren en te werken. Ook daar werd eiser niet geaccepteerd door zijn geaardheid en werd hij gepest. De directeur van de universiteit wilde eiser seksueel misbruiken in ruil voor zijn handtekening op eisers diploma. Eiser heeft dat geweigerd en besloot om naar Bogota (Colombia) te gaan. In Bogota werkte eiser als straatverkoper. Net als andere winkeliers werd eiser afgeperst door een paramilitaire groepering, maar eiser moest meer beschermingsgeld betalen vanwege zijn geaardheid. Op 31 december 2021 is eiser door twee mannen van die paramilitaire groepering aangevallen. Eiser is mishandeld, bedreigd en beroofd omdat hij homoseksueel is. Ongeveer twee weken later is eiser opnieuw beroofd door in ieder geval één van deze mannen. Door deze incidenten heeft eiser Colombia verlaten.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst
homoseksuele geaardheid
poging tot seksueel misbruik door directeur van universiteit
discriminatie en pesterijen door seksuele geaardheid
verkrachting door neven op zevenjarige leeftijd
gedwongen door paramilitaire groepering om beschermingsgeld te betalen
twee keer mishandeld en beroofd door een paramilitaire groepering
3.1.
De minister acht de elementen geloofwaardig. De minister toetst alleen de elementen die hebben plaatsgevonden in Venezuela, de elementen 1 tot en met 4, door. Eisers homoseksuele geaardheid leidt volgens de minister niet tot de conclusie dat eiser als vluchteling moet worden aangemerkt. De minister stelt verder dat de gebeurtenis waarbij de directeur probeerde seksueel misbruik te maken van eiser niet als ernstige schade of wandaad kan worden aangemerkt.
3.2.
De minister is ook ingegaan op de vragen van de rechtbank zoals gesteld onder 1.1. Voor wat betreft de toetsing aan het land van herkomst stelt de minister het volgende. De minister dient bij de beoordeling van de asielaanvraag rekening te houden met de vraag of de vreemdeling zich in redelijkheid onder de bescherming kan stellen van een ander land waar hij zich op zijn nationaliteit kan beroepen. [3] De minister stelt dat zij heeft kunnen volstaan met de beoordeling of eiser zich veilig in Venezuela kan vestigen en verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [4] In deze zaak ging het om een vreemdeling uit Venezuela, die naast de Venezolaanse ook Colombiaanse nationaliteit had. De minister wierp Colombia als beschermingsalternatief tegen en dat de vreemdeling zich naar Colombia kon begeven. Omdat uitzetting naar Venezuela hier niet aan de orde was, was de minister ook niet gehouden om te beoordelen of eiser, gelet op zijn relaas ten aanzien van Venezuela, aangemerkt moest worden als vluchteling dan wel een risico op schending van artikel 3 van het EVRM zou lopen. De minister stelt dat dit ook geldt in het (omgekeerde) geval en dat zij tot de conclusie komt dat eiser kan terugkeren naar zijn land van herkomst (Venezuela). Uitzetting naar Colombia (mogelijk beschermingsalternatief) is dan immers niet aan de orde. De minister ziet niet in waarom zij nog wel zal moeten beoordelen of eiser kan terugkeren naar Colombia omdat dit beschermingsalternatief niet tegengeworpen wordt.
Zorgvuldige totstandkoming besluit en beoordeling artikel 8 van het EVRM
4. Eiser voert in zijn beroepschrift aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen omdat de beslisambtenaar ook de hoorambtenaar was tijdens het nader gehoor. Ter zitting heeft gemachtigde van eiser deze beroepsgrond ingetrokken. Ook heeft eiser aangegeven dat hij zijn beroepsgrond laat vallen die ziet op de beoordeling van artikel 8 van het EVRM. Deze beroepsgronden behoeven daarom geen nadere bespreking.
Heeft de minister kunnen volstaan met de beoordeling of eiser zich veilig in Venezuela kan vestigen?
5. Eiser voert aan dat eerst aan Colombia als referteland had moeten worden getoetst omdat eiser in Colombia woonde en de aanleiding voor zijn vlucht naar Nederland is gelegen in de problemen die hij in Colombia heeft ondervonden. Niet blijkt dat het de minister vrijstaat om een keuze te maken aan welk land getoetst moet worden.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld, dat zij heeft kunnen volstaan met de beoordeling of eiser zich veilig in Venezuela, als land van herkomst, kan vestigen. Volgens artikel 31, vierde lid, aanhef en onder e, van de Vw, houdt de minister bij de beoordeling van een asielaanvraag rekening met de vraag of de vreemdeling zich in redelijkheid onder de bescherming kan stellen van een ander land waar hij zich op zijn nationaliteit kan beroepen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, mag de minister een asielaanvraag al afwijzen wanneer is voldaan aan de vereisten van dit artikel. [5] De minister is in haar besluit van 23 juni 2023 ingegaan op de problemen die de vreemdeling in Venezuela stelt te hebben ondervonden. De minister heeft de relevante elementen geloofwaardig geacht, maar heeft gesteld dat de elementen niet leiden conclusie dat eiser als vluchteling moet worden aangemerkt. Ook stelt de minister dat de elementen niet als ernstige schade of wandaden kunnen worden aangemerkt. Eiser heeft de Venezolaanse nationaliteit. De minister betoogt daarom terecht dat is voldaan aan de vereisten van artikel 31, vierde lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. De minister mag dan ook van eiser verwachten dat hij zich opnieuw vestigt in Venezuela, waar eiser zich op zijn nationaliteit kan beroepen, en heeft daarom de asielaanvraag terecht afgewezen. Dit betekent dat, anders dan eiser stelt, de minister de door de vreemdeling gestelde problemen in Colombia wegens zijn seksuele geaardheid niet hoefde te beoordelen.
Prejudiciële vragen over de uitleg van de Kwalificatierichtlijn
6. Eiser voert aan dat de minister een onjuist toetsingskader heeft toegepast. Het betoog van eiser komt er kort op neer dat uit de definities van de relevante regelgeving volgt dat in de asielprocedure aan beide herkomstlanden getoetst dient te worden. Eiser verwijst naar de definitie van terugkeer zoals deze is omschreven in de Aanbeveling (EU) 2017/2338. [6] Dit is “het proces waarbij een onderdaan van een derde land (…) terugkeert naar: 1. Zijn land van herkomst, of …(-).” Eiser beroept zich vervolgens op artikel 2 onder n van de Kwalificatierichtlijn, waarin een “land van herkomst” wordt gedefinieerd als: “Het land of de landen van de nationaliteit…”. [7] Volgens eiser dient in de asielprocedure dus aan beide herkomstlanden getoetst te worden. [8] Eiser heeft in dit kader ook gewezen op artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn, waarin wordt gesproken over land(en) en plaats(en). Eiser verzoekt de rechtbank ter zitting om prejudiciële vragen te stellen over de uitleg van de artikelen 2 en 4 van de Kwalificatierichtlijn.
6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen over de uitleg van de hierboven genoemde artikelen van de Kwalificatierichtlijn. Gelet op de jurisprudentie onder 5.1 kan de minister volstaan met de beoordeling of eiser zich veilig in Venezuela kan vestigen. Eiser heeft met zijn verwijzing naar de tekst van de Kwalificatierichtlijn en de Aanbeveling (EU) 2017/2338 onvoldoende onderbouwd dat het de minister niet vrijstaat om een keuze te maken ten aanzien van welk herkomstland een terugkeerbesluit wordt gegeven. Voor zover eiser heeft gewezen op artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn, overweegt de rechtbank dat deze bepaling ziet op de beoordeling van de feiten en omstandigheden van het (asiel)verzoek. Uit de enkele omstandigheid dat in dat in de bepaling de woorden ‘land(en)’ en ‘plaats(en)’ is genoemd, volgt niet dat de minister aan beide landen dient te toetsen.
Heeft de minister eiser ten onrechte niet aangemerkt als vluchteling uit Venezuela?
7. Eiser voert aan dat hij als vluchteling moet worden aangemerkt. Eiser is Venezuela ontvlucht vanwege de poging tot seksueel misbruik door de directeur van de universiteit. De minister miskent dat deze gebeurtenis verband houdt met de homoseksuele geaardheid van eiser. De uitspraak van de Afdeling [9] , waarnaar is verwezen door de minister in het bestreden besluit, is naar de mening van eiser onvoldoende omdat de door hem aangehaalde rapporten met landeninformatie niet zijn meegenomen in de beoordeling van de Afdeling. Daarnaast is eiser in Venezuela gediscrimineerd als gevolg van zijn geaardheid. Eiser is hierdoor psychisch beschadigd. De minister moet die psychische schade - zoals die volgt uit het overgelegde patiëntdossier - betrekken bij de beoordeling van de vraag of eiser op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Verder voert eiser aan dat hij door zijn geaardheid belemmerd wordt in het verkrijgen van noodzakelijke medische zorg in Venezuela.
7.1.
De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. Om op grond van discriminatie aan te worden gemerkt als vluchteling dient er sprake te zijn van dusdanige ernstige belemmeringen in de bestaansmogelijkheden dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. [10] Eiser heeft met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt dat die hoge drempel wordt gehaald. Zoals de minister terecht heeft opgemerkt, beschikte eiser over huisvesting, heeft eiser een universitaire studie gevolgd, gewerkt en had eiser toegang tot medische zorg in een openbaar ziekenhuis. De minister heeft de door eiser overgelegde rapporten met landeninformatie betrokken in haar besluitvorming. Zij heeft gesteld dat deze rapporten geen wezenlijk ander beeld schetsen van de positie van homoseksuelen in Venezuela dan beschreven in het voornemen. Uit de door eiser genoemde bronnen komt volgens de minister een beeld naar voren waarin homoseksuelen in Venezuela te maken kunnen krijgen met negatieve incidenten. De minister heeft niet ten onrechte mogen stellen dat uit deze bronnen echter niet blijkt dat dit een dusdanige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert, dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. In de door de minister aangehaalde uitspraak van de Afdeling is geoordeeld dat de algemene situatie van homoseksuelen in Venezuela niet zodanig is dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren. Dat de door eiser aangehaalde landeninformatie niet is meegenomen in de beoordeling van de Afdeling in haar uitspraak van 31 mei 2023, betekent niet dat de minister niet tot de stelling heeft mogen komen dat de omstandigheid dat eiser behoort tot de sociale groep van homoseksuelen, voldoende is om een gegronde vrees voor vervolging aan te nemen. De minister heeft voorts niet ten onrechte opgemerkt dat de omstandigheid of eiser door zijn gestelde psychische schade op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren en daarom niet kan terugkeren naar Venezuela aan de orde komt in de beoordeling van het beroep op artikel 64 Vw. Deze beoordeling wordt onder 10.1. van deze uitspraak besproken.
Behoort eiser tot een risicogroep/ feminised gays?
8. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat ‘feminised gays’ - homoseksuelen zoals eiser - geen risico lopen, vergelijkbaar met transgenders. Eiser verwijst naar het rapport van EASO van 24 augustus 2020, waarin staat dat de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, die worden onderworpen aan geweld, transgenders, intersekse personen en ‘feminised gays’ zijn. [11]
8.1.
De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft overwogen dat uit dat wat eiser heeft verklaard, ondanks het zijn van ‘feminised gay’, niet is gebleken dat hij zwaarwegende problemen heeft gehad in Venezuela. Met de verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht Venezuela van 11 juni 2020, waaruit volgt dat met name transgenders en transseksuelen doelwit zijn van geweld, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat ‘feminised gays’ geen risicogroep vormen. [12] Uit het ambtsbericht blijkt dat positie van transgenders en transseksuelen vooral heeft te maken met de identiteitskaart die hen niet representeert en de omstandigheid dat zij hun naam niet kunnen wijzigen, waardoor zij op verschillende vlakken problemen ondervinden. Een voorbeeld hiervan is het vinden van werk en toegang tot de gezondheidszorg. Uit het EASO rapport waarnaar eiser verwijst, blijkt niet dat deze problemen zich ook voordoen bij ‘feminised gays’.
Is het besluit in strijd met artikel 3 van het EVRM?
9. Eiser voert aan dat sprake is van een risico op ernstige schade door het seksueel geweld waar hij eerder aan is blootgesteld. De minister heeft miskend dat seksueel geweld valt onder de reikwijdte van artikel 3 van het EVRM. Eiser stelt verder dat seksueel geweld onder de limitatieve opsomming van wandaden valt die aanleiding kunnen zijn tot vergunningverlening op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
9.1.
Deze beroepsgrond niet slaagt. De rechtbank overweegt dat seksueel geweld inderdaad onder de reikwijdte van artikel 3 van het EVRM valt. In het geval van eiser was er sprake van een poging tot seksueel geweld van de directeur van de universiteit waar eiser studeerde. De minister heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat een poging tot seksueel misbruik - volgens paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) - niet valt onder de limitatieve opsomming van daden die aanleiding kunnen zijn tot vergunningverlening op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. Uit dit artikel blijkt dat artikel 3 van het EVRM ziet op doodstraf, executie, en folteringen, onmenselijke behandelingen of bestraffingen. Eiser valt daarom niet onder het beleid inzake eerdere confrontatie met wandaden. [13] De rechtbank volgt de minister daarom in haar standpunt dat geen schending dreigt van artikel 3 van het EVRM.
Had de minister uitstel van vertrek moeten verlenen ogv artikel 64 Vw?
10. Eiser voert aan dat hij onder behandeling staat voor depressie en PTSS bij een GZ-psycholoog. In het kader van artikel 64 van de Vw 2000 had de minister uitstel van vertrek om medische redenen moeten verlenen. Het besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
10.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft eisers aanvraag om toepassing van artikel 64 Vw van 19 juni 2023 (aanvraag 2) bij besluit van 22 juni 2023, met verwijzing naar het BMA advies van diezelfde dag, afgewezen. De bestreden beschikking is van 23 juni 2023. Eiser heeft geen medische informatie ingebracht, waaruit naar voren komt dat zijn medische situatie sinds het BMA advies van 22 juni 2023 is gewijzigd. De rechtbank volgt de minister in haar stelling dat er geen beletsel was om geen ambtshalve artikel 64 Vw toets te doen omdat de (nadere) medische informatie pas beschikbaar was op het moment dat het besluitvorming al was afgerond.
Terugkeerbesluit
11. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de beslissing waarin is vastgelegd dat eiser moet terugkeren naar Venezuela in stand kan blijven.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en terug moet keren naar Venezuela. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Dijkstra, griffier, en openbaar gemaakt door gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Zie proces-verbaal, zitting van 12 september 2023 (NL23.19903).
3.Artikel 31, vierde lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 en artikel 4, derde lid, aanhef en onder e, van de Kwalificatierichtlijn.
4.Uitspraak van 27 oktober 2023,
5.Uitspraak 8 oktober 2020,
6.Aanbeveling (EU) 2017/2338 van de Commissie van 16 november 2017 tot vaststelling van een gemeenschappelijk ‘terugkeerhandboek’ voor gebruik door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de uitvoering van terugkeer gerelateerde taken (L339/83), paragraaf 1.3.
7.Richtlijn 2011/95/EU, 13 december 2011, artikel 2 onder n.
8.Artikel 2 onder n in samenhang bezien met artikel 2 onder d t/m i van de Kwalificatierichtlijn en artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn.
9.Afdeling 31 mei 2023,
10.Uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020,
11.EASO, COI Venezuela, p. 125, 24 augustus 2020
12.Algemeen Ambtsbericht Venezuela, p. 47-49, juni 2020
13.Paragraaf C2/3.3.2.2.