ECLI:NL:RBDHA:2025:10179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
09/394163-24 en 16/405581-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging teweegbrengen van een ontploffing en het voorhanden hebben van explosieven

Op 2 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Ghana, die op 16 oktober 2024 samen met anderen een explosie heeft veroorzaakt bij de voordeur van een woning in Leiden. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing en het bedreigen van een bewoner door een explosief voorwerp te gebruiken. Tijdens de zittingen op 21 februari en 19 mei 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. E.J. van Drongelen, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M. Jonk, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 oktober 2024 een explosief heeft afgeleverd en gefilmd, wat leidde tot schade aan de woning en gevaar voor omwonenden. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd, die door de rechtbank als ongeloofwaardig zijn aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van de ontploffing en bedreiging, en heeft hem veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een telefoon van de verdachte verbeurd verklaard, die gebruikt is bij de strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/394163-24 en 16/405581-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 2 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1999 te [geboorteplaats] (Ghana),
BRP-adres: [straat 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 21 februari 2025 (pro forma) en 19 mei 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. Jonk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 09/394163-24 (hierna dagvaarding 1) en 16/405581-24 (hierna dagvaarding 2). De tekst hiervan is aan dit vonnis gehecht als Bijlage I.
Kort samengevat wordt de verdachte verweten dat hij:
Dagvaarding 1
op 16 oktober 2024 samen met iemand anders een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning in Leiden, althans dat hij behulpzaam is geweest aan een ander die op die datum een ontploffing teweegbracht (feit 1), en
op 16 oktober 2024 samen met iemand anders [naam 1] heeft bedreigd door bij diens voordeur een explosief tot ontploffing te brengen, althans dat hij behulpzaam is geweest aan een ander die op die datum [naam 1] heeft bedreigd door bij diens voordeur een explosief tot ontploffing te brengen (feit 2), en
Dagvaarding 2
op 19 oktober 2024 een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, namelijk een vuurwerkbom bij zich had, althans dat hij op die datum professioneel vuurwerk bij zich had (2 stuks Cobra 8 aan elkaar vast getapet).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen dienen te worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I onder feit 1 primair tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het bij dagvaarding I onder feit 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat hiervan vrijspraak dient te volgen. Met betrekking tot het bij dagvaarding II ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat van het primair ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen en voor het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in Bijlage 2 opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I
De verdachte wordt verweten dat hij in de nacht van 15 op 16 oktober 2024 samen met een ander een explosie heeft veroorzaakt waarmee een voordeur en verschillende ramen zijn vernield bij de [straat 2] te Leiden. Dit wordt aan de verdachte primair ten laste gelegd als medeplegen van het teweegbrengen van een explosie (feit 1), en medeplegen van bedreiging van de bewoner van de woning (feit 2).
Feit 1: teweegbrengen van ontploffing
De verdachte heeft verklaringen afgelegd bij de politie, bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting. Deze verklaringen verschillen echter op essentiële onderdelen. Zo verklaarde de verdachte op 20 oktober 2024 dat hij een week eerder een pakketje had opgehaald in Amsterdam en dat hij tijdens de gehele rit naar en van de plaats waar hij die moest afleveren alleen in de auto zat. Ook verklaarde hij toen dat hij zag dat het een getapet pakketje met draadjes was en dat hij daar een foto van had gemaakt. In het verhoor op 11 december 2024 verklaarde de verdachte dat hij na het ophalen van het pakketje in Amsterdam naar Leiden was gereden en dat daar iemand bij hem in de auto was ingestapt aan wie de verdachte zijn telefoon vervolgens uitleende.
Ter terechtzitting verklaarde de verdachte wederom anders: de andere persoon stapte niet in Leiden in, maar al in Amsterdam op de plaats waar de verdachte het pakketje ophaalde. Het pakketje zag de verdachte echter pas later. De verklaringen van de verdachte blijken iedere keer dat hij wordt verhoord, en iedere keer dat hij met belastende informatie uit het dossier wordt geconfronteerd, te wijzigen. De verklaringen van de verdachte zijn daarmee dermate wisselend, dat de rechtbank deze verklaringen als ongeloofwaardig terzijde schuift, mede gelet op de inhoud van de door haar gebruikte bewijsmiddelen.
Behalve de als ongeloofwaardig aangemerkte verklaringen van de verdachte biedt het dossier geen aanknopingspunten om aan te nemen dat iemand anders verantwoordelijk is voor het gebruik van zijn telefoon en voor het beeldmateriaal dat met de telefoon van de verdachte is gemaakt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 16 oktober 2024 om 01:12 uur een foto op de telefoon van de verdachte staat van een in tape gewikkeld pakketje met een lang zwart snoer daaraan. Te zien is dat dit pakketje ligt bij een achterbank van een auto. De verdachte begeeft zich vervolgens tussen 02:00 uur en 04:00 uur van Amsterdam naar Leiden en is rond 04:00 uur in de buurt van de [straat 2] . De verdachte maakt om 03:46 uur een korte video van een voordeur van de [straat 2] , en om 04:08 uur maakt de verdachte een video van de voordeur van de [straat 2] waarna het beeld wegdraait en kort daarna een knal te horen is en een grote flits in beeld is. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte een explosief in Leiden heeft afgeleverd en de explosie die daarmee heeft plaatsgevonden, heeft gefilmd.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat de foto van het explosief in de auto en de ‘voorverkenning’ bij de voordeur van de [straat 2] duidelijk maken dat de verdachte ervan op de hoogte was dat het pakketje dat hij had opgehaald een explosief betrof en dat daarmee een explosie teweeg gebracht zou gaan worden bij genoemde voordeur.
Ook de gesprekken van na het incident duiden daar op. De verdachte heeft een aantal uren na het incident, op 16 oktober 2024 rond 15:30 uur, een gesprek gevoerd op Snapchat waarin hij vertelt over de klus van de nacht van 15 op 16 oktober 2024. Nadat de verdachte heeft aangegeven de volgende avond misschien een ‘
job’ te hebben, dat hij de dag daarvoor ook is ‘
gegaan op 1’en 1500,- te hebben gekregen, antwoordt hij op de vraag “
Zelf gezet of iemand had gezet alleen rijden?” met “
Moest alleen rijden man”. De verdachte en zijn contact hebben het hier dus over het ‘zetten’ en ‘rijden’ als onderdeel van een ‘job’. Hieruit concludeert de rechtbank dat het voor de verdachte (en zijn contact) een gewone en bekende handelswijze was dat de taken bij een dergelijke ‘job’ waren onderverdeeld in onder meer ‘rijden’ en ‘zetten’, waarbij dat laatste (gelet op de context van het gesprek en de afbeeldingen die worden gedeeld) alleen kan zien op het plaatsen van het explosief. De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte opzet heeft gehad op het teweeg brengen van een explosie.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt vast dat de bijdrage van de verdachte bestond uit het ophalen en afleveren van het explosief, alsmede het hierboven reeds omschreven filmen. Daarnaast is in de chatgeschiedenis van de verdachte te zien dat hij tijdens de uren voorafgaand aan de explosie actief deelneemt aan een groepsgesprek met de andere betrokken personen door het sturen van zowel berichten als beeldmateriaal.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Gevaar voor goederen en personen
De explosie die de verdachte heeft veroorzaakt heeft schade toegebracht aan een voordeur, verschillende ramen en auto’s in de buurt. Het gevaar dat de explosie met zich bracht voor de woning en nabijgelegen goederen is daarmee een gegeven; dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
Hoewel de explosie geen lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, was dergelijk letsel ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels wel voorzienbaar. De impact van de explosie en de schade die dit ten gevolge heeft gehad, leiden tot de conclusie dat als iemand in de hal van de woning aanwezig was geweest of als een voorbijganger tot op enkele meters zou zijn genaderd, deze persoon zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. In de nachtelijke uren zijn bewoners van woningen meestal thuis, wat ook in onderhavige zaak het geval was. Zo sliep de aangever in de woonkamer aangrenzend aan de hal.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen verklaren.
Feit 2: Bedreiging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging omdat er niet is gedreigd met het teweegbrengen van een explosie omdat een explosie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet.
De rechtbank overweegt dat een voltooid (gewelds)delict kan worden gebruikt, en ook regelmatig wordt gebruikt, als dreigement richting een ander dat een dergelijk (gewelds)delict of een nog zwaarder (gewelds)delict in de toekomst nogmaals kan voorkomen. Het teweegbrengen van een explosie waarbij iemands woning zwaar wordt beschadigd is naar het oordeel van de rechtbank bij uitstek een middel om de bewoner angst aan te jagen en te bedreigen met een vergelijkbare of mogelijk nog ergere aanslag in de toekomst.
De rechtbank zal aldus ook het onder 2 primair ten laste gelegde bewezen verklaren.
Dagvaarding II
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 19 oktober 2024 in zijn auto een explosief bij zich had bestaande uit twee aan elkaar getapete Cobra 8 explosieven met een gezamenlijke lont.
Naar het oordeel van de rechtbank is het explosief, door het aan elkaar tapen van twee Cobra 8 – waarmee een explosief met zeer schadelijk potentieel ontstaat – en gelet op de omstandigheden waaronder dit samengestelde explosief werd vervoerd en aangetroffen, niet aan te merken als gericht op vermaak maar kennelijk bestemd om te dienen als ontsteking- of detonatiebron.
Hiermee staat vast dat het explosief valt onder de Wet wapens en munitie en niet onder het Vuurwerkbesluit. De rechtbank concludeert dat het explosief zoals aangetroffen bij de verdachte kwalificeert als wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank zal aldus het primair ten laste gelegde feit bewezen verklaren.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1
hij op 16 oktober 2024 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief voorwerp bij/aan de voordeur van een woning (gelegen [straat 2] ) te bevestigen en dit (vervolgens) te ontsteken en tot ontploffing te brengen en daarvan
- gemeen gevaar voor de voornoemde woning ( [straat 2] ) en de in die woning aanwezige goederen en de naastgelegen/omringende woningen/panden, en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning ( [straat 2] ) aanwezige personen en passerende voetgangers te duchten was;
2
hij op 16 oktober 2024 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, [naam 1] heeft bedreigd met zware mishandeling en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of brandstichting door een explosief voorwerp bij/aan de voordeur van de woning (gelegen [straat 2] ) te bevestigen en (vervolgens) te ontsteken en tot ontploffing te brengen;
Dagvaarding II
hij op 19 oktober 2024 te Almere een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, te weten een vuurwerkbom (2 stuks Cobra 8 met tape aan elkaar vastgemaakt met daaraan een grote lont), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden met uitzondering van het geadviseerde contact- en locatieverbod.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een eventueel op te leggen gevangenisstraf niet langer dient te zijn dan zes maanden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander teweegbrengen van een ontploffing in een woonwijk. Bij die ontploffing zijn een voordeur en meerdere ramen vernield en is daarnaast aan onder meer auto’s schade aangericht. Dat er geen personen gewond zijn geraakt is een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is.
Het teweegbrengen van ontploffingen is tegenwoordig aan de orde van de dag en heeft kennelijk tot doel personen te bedreigen en te intimideren. Naast het grote en serieuze gevaar dat van dergelijke ontploffingen uitgaat en de gevolgen die het heeft voor de direct betrokkenen, veroorzaakt een dergelijke ontploffing ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft niet stilgestaan bij het gevaar dat met de ontploffing gepaard ging en hoe traumatiserend een ontploffing voor de bewoners en omwonenden kan zijn. Hij heeft alleen gedacht aan snel geld verdienen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij kennelijk puur en alleen voor geld bereid is geweest om zulke ernstige strafbare feiten te plegen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 mei 2025. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare of anderszins voor de strafmaat relevante feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 9 mei 2025. Uit dit advies volgt dat sprake is van problemen op het gebied van psychosociaal functioneren en huisvesting, en een gemiddeld recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatieverbod, een contactverbod, dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.
De verdediging heeft bepleit dat het opleggen van een verplichting tot meewerken aan middelencontrole niet noodzakelijk en doelmatig is, maar de verdachte heeft aangegeven zich te houden aan al deze voorwaarden indien deze worden opgelegd.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van de straf verbindt de rechtbank een proeftijd van drie jaren, alsmede de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde voorwerp (telefoon met omschrijving PL1500-DHRAB24002_838346, Apple) zal worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen telefoon.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de in dagvaarding I bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I
eendaadse samenloop van
ten aanzien van feit 1:
in vereniging opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, en
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling, enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting
Dagvaarding II
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (TIEN) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
Ambulante behandeling
- meewerkt aan diagnostiek en indien geïndiceerd, hij zich vervolgens laat behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Hierbij kan aandacht zijn voor eventueel onverwerkt trauma. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- verblijft in Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dagbesteding
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan middelencontrole
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: de mobiele telefoon met omschrijving PL1500-DHRAB24002_838346, Apple.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.O. Hamelink, voorzitter,
mr. drs. H.M. Braam, rechter,
mr. M.R. Aaron, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.I. Ostendorf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juni 2025.
Bijlage 1
Tekst tenlastelegging
Dagvaarding I
1
hij op of omstreeks 16 oktober 2024 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (een) brandbaar en/of explosief voorwerp/materiaal bij/aan de voordeur van een woning (gelegen [straat 2] ) te bevestigen en dit (vervolgens) te ontsteken en tot ontploffing te brengen en daarvan
- gemeen gevaar voor de voornoemde woning ( [straat 2] ) en de in die woning aanwezige goederen en de naastgelegen/omringende woningen/panden en de in die naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen, en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning ( [straat 2] ) aanwezige personen en/of de in de naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of passerende voetgangers, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 16 oktober 2024 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door (een) brandbaar en/of explosief voorwerp/materiaal bij/aan de voordeur van een woning (gelegen [straat 2] ) te bevestigen en dit (vervolgens) te ontsteken en tot ontploffing te brengen en daarvan
- gemeen gevaar voor de voornoemde woning ( [straat 2] ) en de in die woning aanwezige goederen en de naastgelegen/omringende woningen/panden en de in die naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen, en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning ( [straat 2] ) aanwezige personen en/of de in de naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige personen en/of passerende voetgangers, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, bij welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 16 oktober 2024 te Leiden, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of middelen heeft verschaft tot het plegen van het misdrijf door
- met een explosief en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) naar de omgeving van de [straat 2] te rijden, en/of
- (vervolgens) dat explosief en/of zijn, verdachtes, telefoon aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) te geven, en/of
- (vervolgens) een filmpje van de ontploffing met zijn, verdachtes, telefoon door te (laten) sturen naar een broker/opdrachtgever van de ontploffing, althans naar een ander, en/of
- (vervolgens) die onbekend gebleven perso(o)n(en) weg te rijden van de omgeving van de [straat 2] ;
2
hij op of omstreeks 16 oktober 2024 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam 1] en/of andere personen heeft bedreigd met zware mishandeling en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of brandstichting door (een) brandbaar en/of explosief voorwerp/materiaal bij/aan de voordeur van de woning (gelegen [straat 2] ) te bevestigen en (vervolgens) te ontsteken en tot ontploffing te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 16 oktober 2024 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [naam 1] en/of andere personen heeft/hebben bedreigd met zware mishandeling
en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of brandstichting door (een) brandbaar en/of explosief voorwerp/materiaal bij/aan de voordeur van een woning (gelegen [straat 2] ) te bevestigen en dit (vervolgens) te
ontsteken en tot ontploffing te brengen, bij welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 16 oktober 2024 te Leiden, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of middelen heeft verschaft tot het plegen van het misdrijf door
- met een explosief en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) naar de omgeving van de [straat 2] te rijden, en/of
- (vervolgens) dat explosief en/of zijn, verdachtes, telefoon aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) te geven, en/of
- (vervolgens) een filmpje van de ontploffing met zijn, verdachtes, telefoon door te (laten) sturen naar een broker/opdrachtgever van de ontploffing, althans naar een ander, en/of
- (vervolgens) die onbekend gebleven perso(o)n(en) weg te rijden van de omgeving van de [straat 2] ;
Dagvaarding II
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Almere, in elk geval in Nederland,
een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie,
te weten een explosief, te weten een vuurwerkbom (2 stuks Cobra 8 met tape aan
elkaar vastgemaakt met daaraan een grote lont),
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing
voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Almere, althans in Nederland,
opzettelijk
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten twee, althans
één, stuk(s), Cobra (8),
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen en/of
heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter
beschikking heeft gesteld;
Bijlage 2
Bewijsmiddelen
Dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het onderzoeksnummer DHRAB24002 / KILO24, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen, bestaande uit een voorgeleidingsdossier (doorgenummerd pagina VGL 1 t/m VGL 46), een raadkamerdossier (doorgenummerd pagina RK 1 t/m RK 73), een einddossier (doorgenummerd pagina PF 1 t/m PF 12) en een aanvullend einddossier (doorgenummerd pagina ED 1 t/m ED 112).
1. Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 16 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. VGL 11-15):
Ik doe aangifte van brandstichting, vernieling en bedreiging. Afgelopen nacht is er
een bom tot ontploffing gebracht bij mijn voordeur.
Ik sliep op de bank met de tv aan, omstreeks 02.00 uur. In de woonkamer op de begane grond, aan de voorzijde.
Rond 0400 uur/ 0415 uur hoorde ik een klap en zag het brandalarm afgaan in de woning. Ik stond op, het was mistig en deed de deur naar hal open. Ik zag toen dat de deur eruit lag.
V: Welke schade is er momenteel aan de woning?
A: Voordeur, ramen liggen eruit. Meterkast is beschadigd, de schoenenkasten de
kapstok zijn beschadigd.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 november 2024, voor zover inhoudende (p. VGL 16-34):
Gebruiker telefoon:
Achternaam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornamen verdachte]
Accounts:
Snapchat: [verdachte] ( [snapchat-account 1] )
Ik zie dat 0p 16-10-2024, om 03:43:28 uur, [verdachte] ( [snapchat-account 1] ) een video stuurt naar [naam 2] ( [snapchat-account 2] ).
Datum en tijd gecreëerd: 16-10-2024, 03:46:37 uur
Duur video: 3 seconde.
Ik zie dat in deze video er een groene voordeur, met een wit vierkant venster, wordt gefilmd. Ik zie op de gevel naast de voordeur een bordje met het nummer [huisnummer] erop en eronder een wit met rood bordje met twee rode sleutels er op.
Zie onderstaande afbeelding:
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
Ik zie dat er op Snapchat er een chatgroep is met een aantal accounts erin, dit zijn de accounts:
  • [verdachte] ( [snapchat-account 1] )
  • Unknown ( [snapchat-account 3] )
  • [naam 3] ( [snapchat-account 5] )
  • [naam 4] ( [snapchat-account 4] )
  • [snapchat-account 2] ( [naam 2] )
Ik zie dat Randellion666 op 16-10-2024, om 00:35 uur, een afbeelding stuurt met de tekst: Geelijj nrr obi plein'.
Ik zie dat [verdachte] ( [snapchat-account 1] ), om 00:37 uur, op deze afbeelding reageert met 'Naar hier'.
Ik zie dat [verdachte] ( [snapchat-account 1] ), om 02:59 uur, 03:12 uur en 03:22 uur in totaal 3 media bestanden stuurt. Deze media bestanden zijn niet meer zichtbaar. Ik zie dat [verdachte]
( [snapchat-account 1] ), om 03:12 uur op één van zijn bestanden reageert met: 'Welke deze?'.
Er worden verder geen berichten gestuurd rond dat tijdstip.
Ik zie dat er een chat gesprek is tussen [verdachte] en [naam 5] , ik zie dat in dit chatgesprek het volgende naar elkaar gestuurd wordt:
16-10-2024 15:23:37 [verdachte] Vanaf job miss
16-10-2024 15.23.41 [naam 5] Wat voor
16-10-2024 15:24:31 [verdachte] Driver en iemand brengen en weg rijden
16-10-2024 15:25:41 [verdachte] Gister ook gegaan op 1
16-10-2024 15:26:15 [verdachte] Ik kreeg 1500,-
16-10-2024 15:31 :03 [naam 5] Zelf gezet of iemand had gezet alleen rijden?
16-10-2024 15:33:23 [verdachte] Moest allen rijden man
In de telefoon staat een met de naam: [bestandsnaam 1]
Datum gecreëerd: 16-10-2024, om 01: 12:26 uur.
Ik zie op deze afbeelding een pakketje. Ik zie dat dit een rechthoekig voorwerp is wat ingetapet is met zwart tape. Ik zie dat er een lang zwart snoer aan het pakketje zit en dat dit snoer is opgerold en met zwart tape vast zit. Ik zie dat het pakketje op de grond bij een achterbank van een auto ligt. Ik herken dit pakketje ambtshalve als mogelijk explosief.
Het is onbekend of deze foto met het toestel zelf gemaakt is.
In de telefoon staat een video met de naam:
[bestandsnaam 2]
Datum en tijd gecreëerd: 16-10-2024, om 04:08:11 uur
Duur video: 42 seconden.
Ik zie in deze video dat de filmer het trottoir in een straat filmt en dat de filmer door deze straat loopt.
Vervolgens zie ik dat het volgende door deze persoon gefilmd wordt:
  • een groene deur, met een wit vierkant venster erin;
  • een zwarte tas, die op de rond staat;
  • een bordje op de muur met het nummer [huisnummer] erop en eronder een wit met rood bordje, met 'monument' en twee rode sleutels er op.
Ik zie dat de filmer vervolgens weer weg loopt vanaf de woning en dat na enkele seconde het beeld totaal zwart is. Ik hoor op de achtergrond wat geklik.
Ik hoor na enkele seconde een harde knal, gevolgd door glasgerinkel. Ik zie, tegelijk met het horen van de knal, een grote flits in beeld. Hierdoor wordt heel het beeld een korte tijd helemaal belicht.
Aan de locatiegegevens van de telefoon, zie ik dat de telefoon op 16-10-2024, omstreeks 04:00 uur, uitstraalde in de omgeving van de [straat 2] in Leiden was.
Aan de locaties van de telefoon is te zien dat de telefoon op 16-10-2024, omstreeks 02:21 uur, over de A4 (vanuit Amsterdam) zich verplaats naar Leiden en dat de telefoon daar, via de [straat 3] , omstreeks 02:34 uur, aankomt.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 november 2024, voor zover inhoudende (p. ED 6-10):
Wij zagen op de openbare weg voor de voordeur van de [straat 2] een grote
hoeveelheid aan materialen liggen zoals glas, hout en kunststof. Deze materialen
waren in een V-vormige waaier op straat terecht gekomen met als afkomst de voordeur
van de betreffende woning.
Tevens zagen wij dat de explosie de nodige schade heeft veroorzaakt aan de reeds
geparkeerde voertuigen. De schokgolf afkomstig van de explosie heeft enkele
onderdelen van de voertuigen beschadigd.
Staand voor de voordeur van de woning zagen wij dat deze ernstig beschadigd was. De
houten paneeldeur stond naar binnen toe open. Hierbij was het onderste deel van de
deur door de explosie afgebroken, welke nu verspreid in delen in de hal van de
woning lag.
De voordeur zelf was oorspronkelijk met vier scharnieren bevestigd aan de houten
deurpost. Door de explosie zijn een tweetal scharnieren uit het houten kozijn
geforceerd. De houten deurpost zelf vertoonde scheuren. Op het deurkozijn nabij de
grond zagen wij grijskleurige aanslag vermoedelijk veroorzaakt door een explosie
met flitspoeder.
De luifel boven de voordeur was door de krachtuitwerking van de explosie enkele
centimeter 'opgetild' binnen de speling van de flexibelheid van het hout en de voeg
van de gevel zelf. Hierbij was een grote scheur in het houtwerk te zien. Het geheel
was ontzet.
In de dorpel van de voordeur was het beton in kleine fragmenten gebroken door de
krachtsinwerking. Rondom de plek van de explosie zagen wij concentrische breuken in
de 30cm x 30cm straattegels.
De deur van de hal naar de woonkamer toe stond open ten tijde van ons onderzoek.
Het bovenlicht voorzien van enkel glas was gebroken. Op de laminaatvloer lagen
meerdere glasstukken.
De ruiten van de woonkamer in de voorgevel waren door de krachtsinwerking
verbroken.
De drukgolf afkomstig van de explosie heeft ruiten nabij de woning
[straat 2] beschadigd.
Dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL09002024331671, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen, (doorgenummerd pagina 1 t/m 149).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 12):
Om 00:52,55 kregen wij via de ANPR app een melding van een ANPR hit. De hit was op een zwarte Volkswagen type Golf voorzien van kenteken: [kenteken]
In de hit stond dat de bestuurder gericht gecontroleerd moest worden. Daarbij was van
belang was de reisbeweging was het reis doel. Bij het bevragen van de voor ons
beschikbare politie systemen zagen wij dat er informatie kwam dat:
- gerichte controle op voertuig;
- illegale handel in vuurwapens, munitie of explosieven;
- Inzittende mogelijk gevaarlijk.
Tijdens de staandehouding bleken inzittende te zijn:
Bestuurder;
[verdachte]
Geboren [datum] -1999 (25) te [geboorteplaats] (Ghana)
Geslacht: man
Ik, verbalisant [verbalisant] , ging in gesprek met [verdachte] . Ik zei dat hij niet tot antwoorden
verplicht was en vertelde hem dat de reden van de staande houding was zijn
slingerende rijgedrag
Toen ik bij de kofferbak aankwam zag ik meerdere kledingstukken in de auto liggen. Ik
zag hier ook een paar werklaarzen bruin van kleur liggen. Ik tilde de laarzen op en
voelde dat één van deze laarzen zwaarder was dan de andere. Ik hield de laars op zijn
kop met mijn hand eronder. Ik zag en voelde toen dat er een zwart voorwerp, ongeveer
10 centimeter lang, met daaruit stekend een lange groene lont, uitviel. Ik had dit
voorwerp in mijn handen en vermoedde dat dit een zelfgefabriceerd explosief betrof.
Ik vroeg [verdachte] wat dit was. Ik hoorde hem zeggen dat dit voor een vriend was en dat
hij dit moest afleveren in Almere.
2. Het proces-verbaal geïmproviseerd vuurwerk, opgemaakt op 16 mei 2025, voor zover inhoudende (ongenummerd):
Op foto 5, 6, en 7 van fotobijlage opgemaakt door [verbalisant] zag ik een pakket ingewikkeld in grijs tape. Ook zag ik een groen lont uit dit pakket komen. Ik herken dit lont als Viscolont. Dit lont wordt voornamelijk gebruikt om vuurwerk tot ontbranding te brengen.
Op foto 8 van fotobijlage opgemaakt door [verbalisant] zag ik dat de grijze tape vermoedelijk verwijderd was. Ik zag en herkende direct twee zilverkleurige cilinders. Vervolgens zag en herkende ik als materiedeskundige vuurwerk, dat de inhoud van het pakket bestond uit 2 stukken knalvuurwerk van het type Cobra 8. Ook zag ik dat deze Cobra’s 8 van het productiejaar 2019 waren en waren voorzien van CE-nummer 0163-F4-2431.
Ik herken dit vuurwerk als professioneel vuurwerk. Alleen personen met gespecialiseerde kennis mogen dit vuurwerk voorhanden hebben, vervoeren, bewerken en ontsteken.
Vuurwerk zijn pyrotechnische artikelen die fabrieksmatig worden geproduceerd voor
vermakelijkheidsdoeleinden.
Op het moment dat een dergelijk artikel als onderdeel gebruikt wordt bij het samenstellen van een explosief, wordt daarmee de fabrieksmatige bestemming (vermaak) gewijzigd door de gebruiker.
Het vuurwerk voldoet dan niet meer aan de definitie van vuurwerk in het vuurwerkbesluit en wordt een pyrotechnisch artikel.
In een samengesteld explosief (vuurwerkbom) wordt een pyrotechnisch artikel ingezet als
ontstekingsbron en of detonatie middel voor een brandbaar materiaal. De primaire functie van het pyrotechnische artikel is daarmee die van ontsteking- of detonatiebron en dus niet die van vermaak.
Het geïmproviseerde vuurwerk (vuurwerkbom) waaraan het pyrotechnische artikel is verbonden kan daarom niet op basis van de Richtlijn voor strafvordering vuurwerkdelicten ingedeeld worden in lijst IV van deze regeling.
Het is een samengesteld explosief bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van een ontploffing. Dit samengestelde explosief voldoet aan de definitie van artikel 2, categorie II onder 7 van de Wet Wapens en munitie.