ECLI:NL:RBDHA:2025:10153

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
23/8632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Ziektewet na medische beoordeling door verzekeringsartsen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een stockmedewerker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser ontving een Ziektewet (ZW)-uitkering, maar kreeg op 17 februari 2023 te horen dat deze werd stopgezet omdat hij weer arbeidsgeschikt werd geacht. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser de gelegenheid te geven aanvullende medische informatie op te vragen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft de medische situatie van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de eerdere beoordeling van de primaire verzekeringsarts te herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen goed gemotiveerd zijn. Eiser voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts b&b voldoende had gemotiveerd dat eiser geschikt was voor zijn eigen werk. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiser kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8632

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij vanaf 17 februari 2023 geen Ziektewet (ZW)-uitkering meer krijgt, omdat hij vanaf die datum weer arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk.
Bij besluit van 23 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2024 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, mr. Z. Eker namens de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en eiser in de gelegenheid gesteld om informatie over zijn medische situatie in januari en februari 2023 op te vragen bij zijn huisarts en aan de rechtbank toe te zenden. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om de stukken vervolgens voor te leggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b).
De rechtbank heeft de stukken van eiser op 3 oktober 2024 ontvangen. Het rapport van de verzekeringsarts b&b heeft de rechtbank op 31 oktober 2024 ontvangen.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Partijen hebben hier niet op gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten en de uitspraak bepaald op heden.

Overwegingen

1. Eiser is op 11 augustus 2021 in dienst getreden als stockmedewerker voor 45 uur per week bij JD Sports Fashion B.V. (hierna: JD Sports). Op 13 augustus 2021 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege lichamelijke klachten. Hij heeft in 2018 een ongeluk gehad, waarbij hij op de fiets door een vrachtwagen is aangereden. Door het ongeluk had eiser veel last van kneuzingen en geschaafde plekken aan zijn lichaam. Na 2 dagen werken bij JD Sports had eiser last van klachten van hoofdpijn, nek- en schouderpijn, rugpijn en vermoeidheid en heeft hij zich ziekgemeld. Eiser ontving sindsdien een uitkering op grond van de ZW. Eiser heeft op 3 januari 2023 opnieuw een ongeluk gehad.
1.1.
Op 12 januari 2023 heeft eiser de primaire verzekeringsarts bezocht op het spreekuur. Het onderzoek van de primaire verzekeringsarts heeft geleid tot het rapport van 12 januari 2023, waarin hij heeft geconcludeerd dat medische informatie nodig is om tot een goede beslissing te komen. Na ontvangst en bestudering van de door hem opgevraagde medische informatie, heeft de primaire verzekeringsarts in zijn rapport van 16 februari 2023 geconcludeerd dat eiser per 17 februari 2023 weer geschikt is zijn arbeid te verrichten. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn uitkering per 17 februari 2023 (datum in geding) stopt.
1.2.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Op 14 november 2023 heeft een hoorzitting plaatsgehad en heeft de verzekeringsarts b&b een medisch onderzoek verricht. Dit heeft geleid tot het rapport van 14 november 2023, waarin de verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het oordeel van de primaire verzekeringsarts te herzien. Op 23 november 2023 heeft verweerder het bestreden besluit genomen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2. Eiser voert in beroep aan dat in bezwaar een lichamelijk en psychisch onderzoek niet achterwege had kunnen blijven. Volgens eiser heeft de verzekeringsarts b&b geen rekening gehouden met het feit dat eiser bekend is met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Basalt vermeldt reeds in juni 2019 de verwijzing naar de Jutters voor PTSS-klachten. Ook de huisarts vermeldt op 10 maart 2022 nog steeds PTSS bij eiser met verwijzing naar een coach om te bezien of de behandeling die bij de Jutters niet aansloeg wel zou aanslaan. Eiser is doorverwezen naar een GZ-psycholoog voor behandeling van zijn PTSS-klachten. Dit traject zal in oktober 2024 van start gaan. Eiser meent dat hij als gevolg van de PTSS niet geschikt is om de functie van stockmedewerker te verrichten, nu hij moeite heeft met deadlines, samenwerken, aandacht verdelen en concentreren.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen. Volgens verweerder heeft er een zorgvuldig medisch onderzoek plaatsgevonden.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder een besluit over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn.
Zorgvuldigheid
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft eiser op het spreekuur gezien waarbij een psychisch en lichamelijk onderzoek is verricht. Hij heeft het dossier met de daarin aanwezige informatie en de overgelegde informatie van de behandelaars bestudeerd. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het rapport van 17 februari 2023. In bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b dossierstudie verricht, de hoorzitting van 14 november 2023 bijgewoond, eiser medisch onderzocht en na de hoorzitting ontvangen medische informatie bij het oordeel betrokken. Anders dan eiser stelt, heeft de verzekeringsarts b&b wel een psychisch onderzoek verricht. Zij heeft verder voldoende gemotiveerd dat zij heeft afgezien van een lichamelijk onderzoek, omdat voldoende informatie in het dossier aanwezig was.
Medisch oordeel
6. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b de medische belastbaarheid van eiser in haar rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
6.1.
De primaire verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 12 januari 2023 overwogen dat met zijn eigen onderzoek geen functionele beperkingen worden vastgesteld. Na bestudering van de ontvangen medische informatie is de primaire verzekeringsarts tot de conclusie gekomen, dat eiser per 17 februari 2023 geschikt is voor zijn eigen werk. Daarbij heeft hij overwogen dat ook uit de verkregen medische informatie duidelijk is geworden dat geen sprake was van objectiveerbare afwijkingen.
6.2.
De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het oordeel van de primaire verzekeringsarts te herzien. Daarbij heeft zij overwogen dat door de primaire verzekeringsarts bij eigen onderzoek op 12 januari 2023 weinig functionele beperkingen gevonden konden worden. Verder blijkt uit de door de primaire verzekeringsarts opgevraagde informatie geen objectiveerbare neurologische schade of cerebrale schade. Ook blijkt dat de uitslag van de X-foto van de rechterschouder geen afwijking toont. De verzekeringsarts b&b heeft voorts overwogen dat in het eigen werk als stockmedewerker de fysieke belasting niet continue uit zwaar tillen/dragen of duwen/trekken bestaat. Het maken van rotaties met de rug is ook geen kenmerkende belasting in dit werk. Ten aanzien van de psychische klachten heeft de verzekeringsarts b&b overwogen dat eiser geen specifieke psychische klachten heeft aangegeven en geen behandeling volgt voor zijn psychische klachten.
6.3.
In reactie op het door eiser na de zitting overgelegde huisartsenjournaal heeft de verzekeringsarts b&b in haar rapport van 29 oktober 2024 overwogen dat de ingebrachte informatie niet leidt tot een ander oordeel over de geschiktheid van eiser voor zijn eigen werk als stockmedewerker. De bevindingen ten aanzien van de lichamelijke klachten na een ongeluk in 2018 en op 3 januari 2023 zijn in lijn met de medische informatie in het huisartsenjournaal. Ook is gebleken dat hij geen breuk van zijn rechterschouder heeft opgelopen. Het is mogelijk dat een nieuw ongeval een trigger kan zijn voor PTSS/angstklachten, waarvoor hij eerder een traumabehandeling heeft gevolgd maar deze niet heeft afgemaakt. Dat eiser zijn eindexamen met enige vertraging wist te behalen, duidt niet op ernstige beperkingen van het persoonlijke en sociale functioneren. Bovendien is het eigen werk als stockmedewerker psychisch niet belastend. Er is geen sprake van een dwingend werktempo en foutloos kunnen werken is geen vereiste. Ook zijn er geen contacten met hulpbehoevenden en zieken. Derhalve wordt zijn belastbaarheid door de belasting in het eigen werk niet overschreden en houdt het oordeel van de primaire verzekeringsarts stand, aldus de verzekeringsarts b&b. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b hiermee voldoende heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding is de medische beoordeling te herzien. Verweerder heeft de beoordeling door de verzekeringsarts b&b aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
8. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding. Eiser krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2025.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.