ECLI:NL:RBDHA:2025:10153
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Ziektewet na medische beoordeling door verzekeringsartsen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een stockmedewerker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser ontving een Ziektewet (ZW)-uitkering, maar kreeg op 17 februari 2023 te horen dat deze werd stopgezet omdat hij weer arbeidsgeschikt werd geacht. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiser de gelegenheid te geven aanvullende medische informatie op te vragen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft de medische situatie van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de eerdere beoordeling van de primaire verzekeringsarts te herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen goed gemotiveerd zijn. Eiser voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts b&b voldoende had gemotiveerd dat eiser geschikt was voor zijn eigen werk. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. Eiser kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.