ECLI:NL:RBDHA:2025:10140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
NL22.5035 en NL22.5030
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

Op 11 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL22.5030 en NL22.5035, waarin verzoeksters een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd hebben ingediend. Deze aanvraag was onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid' bij een referent. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 17 maart 2022 afgewezen, en het bezwaar van verzoeksters tegen deze afwijzing is bij besluit van 1 september 2022 eveneens afgewezen.

Verzoeksters hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 april 2024 behandeld, maar verzoeksters en hun gemachtigde zijn niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft eerder op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een vergelijkbare zaak, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De minister en de staatssecretaris worden in deze uitspraak aangeduid als de minister voor de leesbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5030 en NL22.5035

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1], v-nummer [nummer 1],[verzoeker 2], v-nummer [nummer 2],samen: verzoeksters

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. Verzoeksters hebben een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [naam] (referent). De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 17 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 september 2022 op het bezwaar van verzoeksters is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaken NL22.17559 en NL22.17561, op 3 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Verzoeksters en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van 22 mei 2024, zaaknummers NL22.17559 en NL22.17561, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.