ECLI:NL:RBDHA:2025:10139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
NL22.5034
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’

Op 11 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer NL22.5034. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’, gebaseerd op het verdrag tussen de Europese Unie en Turkije. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. S.J. Versteeg, heeft deze aanvraag op 17 maart 2022 afgewezen. Na een bezwaarprocedure bleef de minister bij zijn afwijzing, wat leidde tot een aanvullend besluit op 1 september 2022. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 april 2024 behandeld, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. In een eerdere uitspraak van 22 mei 2024 in een andere zaak (NL22.17816) heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Hampsink, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5034

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ op grond van het verdrag tussen de Europese Unie en Turkije. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 17 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 september 2022 op het bezwaar van verzoeker is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Met de brief van 21 maart 2024 heeft de minister de motivering van het bestreden besluit aangevuld
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL22.17816, op 3 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van 22 mei 2024, zaaknummer NL22.17816, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.