ECLI:NL:RBDHA:2025:10133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
NL25.24026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser, die op 3 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot 30 april 2025, en dat de beoordeling van het voortduren van de maatregel alleen betrekking heeft op de periode daarna. De eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde met betrekking tot zijn aanvraag voor uitstel van vertrek, maar de rechtbank oordeelde dat de vertraging in de afhandeling van de aanvraag geheel bij de eiser lag. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.24026

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft, en het onderzoek op 3 juni 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1982.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 1 mei 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 30 april 2025, rechtmatig was. [1] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 30 april 2025.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt ten aanzien van eisers aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Eiser is niet in staat om te reizen en kan dus niet worden uitgezet. Eiser dient in vrijheid te worden gesteld in verband met zijn medische situatie.
5. In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Op 24 april 2025 heeft eiser gevraagd om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw, waarna de geplande vlucht voor eiser is geannuleerd. Op 28 april 2025 heeft verweerder een herstelverzuim brief verzonden aan de gemachtigde van eiser, met het verzoek om voor 12 mei 2025 de ontbrekende informatie toe te sturen. Eiser heeft pas op 22 mei 2025 aanvullende informatie ingebracht. Op 28 mei 2025 heeft de beslismedewerker telefonisch aan de gemachtigde van eiser meegedeeld dat een toestemmingsverklaring nog ontbreekt waardoor de aanvraag incompleet is. In het verweerschrift van 3 juni 2025 heeft verweerder meegedeeld dat de gevraagde toestemmingsverklaring nog altijd niet is ontvangen. Op 3 juni 2025 is opnieuw een herstelverzuim brief aan eiser verstuurd, met het verzoek om reactie tot uiterlijk 6 juni 2025. Hiermee wordt door verweerder voldoende voortvarend gehandeld en ligt de vertraging in de afhandeling van het artikel 64-verzoek geheel bij eiser.
6. Overigens merkt de rechtbank nog op dat een aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw niet maakt dat het voortduren van de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw onrechtmatig is. Het indienen van een dergelijke aanvraag levert immers nog geen rechtmatig verblijf op. Daarbij loopt die aanvraag nog en kan de bewaringsrechter niet vooruitlopen op de gevolgen van de uitkomst van die procedure voor de maatregel van bewaring.
7. Tot slot leidt ook ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [2]
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.ECLI:NLRBDHA:2025:7415.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.