ECLI:NL:RBDHA:2025:1012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
NL24.37993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en gebrek aan bewijs voor psychische klachten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 januari 2025, wordt het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 2000, heeft op 21 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 25 september 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigden aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig acht, maar de problemen met zijn vader en de vrees voor militaire dienstplicht ongeloofwaardig vindt. De eiser heeft aangevoerd dat hij sinds zijn jeugd te maken heeft gehad met huiselijk geweld en dat hij vreest voor vervolging door de Turkse autoriteiten. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de eiser zijn asielrelaas niet voldoende heeft onderbouwd met objectieve documenten.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije te vrezen heeft voor ernstige schade of vervolging. De rechtbank wijst erop dat de minister geen medisch onderzoek heeft hoeven laten plaatsvinden, aangezien er geen bewijs is voor de gestelde psychische klachten van de eiser. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37993

uitspraak van de enkelvoudige kamen van 22 januari 2025 in de zaak tussen

[naam] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. L.J.M. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000. Hij heeft op 21 november 2022 een (opvolgende) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 25 september 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Sinds het 8e of 9e levensjaar van eiser is er bij hem thuis sprake van huiselijk geweld. Er waren veel ruzies tussen de vader en moeder van eiser. De vader van eiser mishandelde hem en zijn moeder om kleine dingen. Naarmate eiser ouder werd, werden de ruzies erger. De vader van eiser heeft tijdens een ruzie geprobeerd eisers moeder voor zijn ogen te wurgen. Hierop heeft de broer van eiser de politie gebeld. De politie kwam en vertrok weer zonder iets te doen. Vervolgens zijn de ouders van eiser gescheiden. Na de scheiding is de moeder van eiser verdwenen. Eisers vader heeft eiser gezegd dat hij eerst zijn moeder gaat vinden en vermoorden en daarna eiser. Eiser had hierdoor last van stress en angst. Eiser heeft een visum in Polen gekregen en is met dat visum naar Nederland gekomen. Eiser is niet tijdig aan Polen overgedragen waardoor hij in de Nederlandse asielprocedure is gekomen.
Daarnaast vreest eiser door de Turkse autoriteiten opgeroepen te worden voor de militaire dienstplicht. Eiser wilt deze dienstplicht niet vervullen, omdat in het Turkse leger en het Turkse systeem sprake is van tirannie en onrechtvaardigheid.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst,
de problemen met zijn vader, en
de vrees om opgeroepen te worden voor de militaire dienstplicht.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De minister heeft de problemen van eiser met zijn vader ongeloofwaardig bevonden. Volgens de minister heeft eiser dit relevante element niet onderbouwd met objectieve documenten en vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel.
Verder heeft de minister de vrees voor de militaire dienstplicht niet beoordeeld op geloofwaardigheid, omdat dit een toekomstige gebeurtenis betreft.
De relevante elementen identiteit, nationaliteit en herkomst en de vrees om opgeroepen te worden voor de militaire dienstplicht maken volgens de minister niet dat eiser aangemerkt moet worden als een vluchteling als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Uit de verklaringen van eiser blijkt namelijk niet dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft. Dat eiser uit Turkije komt is ook onvoldoende om een vluchteling te zijn. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije te vrezen heeft voor ernstige schade.
Heeft de minister ten onrechte een medisch onderzoek achterwege gelaten?
6. Eiser betoogt dat de minister hem voorafgaand aan het nader gehoor door Medifirst had moeten laten beoordelen. Uit het door eiser overgelegde uittreksel uit het ‘healthsystem’ blijkt dat eiser ten gevolge van zijn vaders handelen psychische klachten heeft opgelopen en dat hij om die reden op 13 februari 2020 in het ziekenhuis een afspraak had op de afdeling psychiatrie.
6.1.
Dit betoog slaagt niet. In het geval van een opvolgende asielaanvraag is het uitgangspunt dat geen medisch advies wordt gevraagd [1] , tenzij er op basis van het dossier aanleiding is om dat wel te doen of het gedrag of de uitlatingen van de aanvrager daar op een later moment alsnog aanleiding toe geven [2] . De rechtbank stelt vast dat het dossier geen stukken bevat die de gestelde psychische gesteldheid van eiser onderbouwen. Het door eiser overgelegde uittreksel van het Turkse gezondheidssysteem is niet te herleiden naar eiser. Tevens volgt uit dit uittreksel niet om welke behandeling het gaat en waarvoor er behandeld wordt. Uit dit uittreksel blijkt wel dat een afspraak op 1 september 2014 staat ingepland bij de kliniek ‘huid- en seksueel overdraagbare aandoeningen’ voor 18 jaar en ouder. De minister stelt op zitting terecht dat eiser op dat moment geen 18 jaar oud was. De minister heeft terecht geen aanleiding gezien om een medisch onderzoek te laten plaatsvinden. Verder heeft eiser geen andere stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij psychische klachten heeft en daardoor niet consistent kan verklaren. Bovendien heeft eiser in het nader gehoor verklaard [3] zich lichamelijk en geestelijk in staat te voelen om het gehoor te laten plaatsvinden. Ook geeft eiser in het gehoor aan niet onder behandeling te staan en geen medicatie te gebruiken. [4]
Mocht de minister de problemen van eiser met zijn vader ongeloofwaardig achten?
7. Eiser betoogt dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de problemen met zijn vader. Volgens eiser is het gezien het tijdsverloop en zijn psychische problematiek niet vreemd dat zijn asielrelaas iets afwijkt. Alleen is deze afwijking niet dusdanig dat het asielmotief ongeloofwaardig is. De strekking van eisers asielrelaas is dat hij wordt bedreigd door zijn vader en hij daartegen geen bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. Ter onderbouwing van het gevaar dat eiser loopt verwijst hij naar openbare bronnen – krantenartikelen uit 2019 en 2020 – waaruit blijkt dat het in Turkije op grote schaal voorkomt dat een vader de moeder en kinderen ombrengt. Ook heeft eiser in de correcties en aanvullingen een link [5] opgenomen dat verwijst naar een artikel mét video waarin te zien is dat een man zijn ex-vrouw en 3-jarige zoontje vermoord. De minister heeft deze bronnen volgens eiser onvoldoende betrokken.
Daarnaast betoogt eiser dat de minister hem ten onrechte tegenwerpt dat hij zich na aankomst in Nederland niet zo spoedig mogelijk heeft gemeld voor het indienen van een asielaanvraag. Eiser verkeerde in de veronderstelling dat hij – omdat hij een Pools visum had – op dat moment rechtmatig verblijf had in Nederland en het niet nodig was om direct asiel aan te vragen. Eiser heeft eerst familie bezocht en Amsterdam bezichtigd. Eiser heeft met het binnen 16 dagen na zijn aankomst indienen van een asielaanvraag spoedig gehandeld. Tevens heeft eiser een goede reden opgegeven voor zijn latere asielaanvraag. Hier voegt eiser aan toe dat het enkele feit dat eiser niet direct asiel heeft aangevraagd niet maakt dat hij ten onrechte zijn land is ontvlucht.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft eisers gestelde problemen met zijn vader terecht ongeloofwaardig geacht. Daarbij stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser hierover vage, wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Zo komen de door eiser overgelegde brieven met een toelichting over de doodsbedreiging niet overeen met de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor. Verder heeft eiser verklaard dat toen hij weer een keer ruzie met zijn vader had, zijn vader hem heeft bedreigd en heeft hij later verklaard dat hij en zijn vader geen ruzie hadden voorafgaand aan de bedreiging. Eiser heeft ook geen inzicht gegeven in het contact tussen hem en zijn vader na de bedreiging. de stelling van eiser dat de minister de door hem overgelegde krantenartikelen onvoldoende heeft betrokken, treft geen doel. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat algemene informatie of informatie die ziet op anderen, gestelde problemen weliswaar kunnen onderbouwen, maar dat neemt niet weg dat het eerst aan eiser is om zijn aanvraag te onderbouwen met documenten die op hem zien dan wel om samenhangende en aannemelijke verklaringen af te leggen over de gestelde problemen. Eiser is daarin niet geslaagd en de inhoud van de overgelegde krantenartikelen maakt dat niet anders.
Ook het betoog van eiser dat hij wel spoedig genoeg zijn asielaanvraag heeft ingediend slaagt niet. Een asielaanvraag is zo spoedig mogelijk gedaan indien deze binnen 48 uur na binnenkomst is ingediend [6] . Wordt de aanvraag na 48 uur ingediend en is daarvoor een goede reden, dan is de aanvraag alsnog zo spoedig mogelijk ingediend. Naar oordeel van de rechtbank stelt de minister terecht dat de reden van eiser geen goede reden is om het asielverzoek te laat in te dienen. Eiser wist dat hij met een Pools visum Nederland was ingereisd en is er ten onrechte vanuit gegaan dat hij daarmee rechtmatig verblijf heeft in Nederland.
Heeft de minister ten onrechte gesteld dat eiser zijn vrees voor vervolging/risico op schending 3 EVRM niet aannemelijk heeft gemaakt?
Vrees vanwege toekomstige oproep voor de militaire dienstplicht
8. Eiser betoogt dat zijn vrees om opgeroepen te worden voor de militaire dienstplicht aannemelijk is. Eiser heeft een document overgelegd van het Ministerie van Nationale Defensie waaruit blijkt dat hij zich voor 31 december 2028 moet melden voor militaire dienst, tenzij de reden voor uitstel komt te vervallen. De minister stelt ten onrechte dat deze brief is gedateerd op 24 september 2024, omdat dit de datum is waarop eiser deze brief heeft gedownload uit E-Devlet.
Verder is de reden om uitstel te krijgen voor militaire dienst – in geval van eiser zijn studie – komen te vervallen nu eiser gestopt is met zijn studie. Eiser zal zich bij terugkeer naar Turkije zich direct moeten melden bij het leger om zijn dienstplicht uit te oefenen en zal eerst een gevangenisstraf opgelegd krijgen wegens het ontduiken van de militaire dienst, omdat hij zich niet direct na de beëindiging van zijn studie heeft gemeld, maar naar het buitenland is vertrokken.
Ook heeft eiser in de correcties en aanvullingen een link [7] opgenomen waarin te zien is dat een soldaat gekleineerd wordt door zijn meerderen. De minister heeft deze link ten onrechte niet betrokken in de beslissing op bezwaar.
Tot slot betoogt eiser dat de minister ten onrechte stelt dat uit het Algemeen Ambtsbericht van Turkije van maart 2022 volgt dat het leger enkele jaren geleden is gestopt met de inzet van dienstplichtigen bij gevechtshandelingen. Volgens eiser volgt uit genoemd Ambtsbericht dat de strijdkrachten in de grensgebieden ‘grotendeels’ bestaan uit beroepsmilitairen en daarmee ook gedeeltelijk uit dienstplichtigen. Verder blijkt uit het Ambtsbericht dat het aantal dienstplichtigen met name is ‘verminderd’ in gevaarlijke (grens) gebieden. Hieruit volgt volgens eiser dat er minder dienstplichtigen worden ingezet en niet dat er in het geheel geen dienstplichtigen worden ingezet.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser de militaire dienstplicht, wanneer hij daar in de toekomst voor wordt opgeroepen, niet wilt vervullen en bang is voor bestraffing hiervoor, onvoldoende is om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De minister stelt zich op het standpunt dat het in Turkije mogelijk is om op formele wijze de militaire dienstplicht af te kopen [8] . Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk zal zijn om zijn dienstplicht, wanneer hij in de toekomst wordt opgeroepen, af te kopen. Daarnaast stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft voor onevenredige of discriminatoire bestraffing. Daarbij wijst de minister erop dat uit het Ambtsbericht volgt dat er geen concrete informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat dienstplichtontduikers onevenredig of discriminatoir werden bestraft. De minister stelt verder terecht dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zal worden ingezet bij een gewapend conflict waarbij oorlogsmisdrijven worden begaan. Eiser heeft verklaard dat hij niet weet waar hij ingezet zou gaan worden. De minister wijst op genoemd Ambtsbericht waaruit volgt dat dienstplichtigen in beginsel niet worden ingezet bij gevechtshandelingen. Met het betoog van eiser dat “in beginsel” niet uitsluit dat dienstplichtigen worden ingezet, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem geldt.
De minister heeft zich ook terecht op het standpunt gesteld dat uit eisers verklaringen niet is gebleken van ernstige, onoverkomelijke gewetensbezwaren vanwege eisers godsdienst of andere diepgewortelde overtuiging waardoor eiser niet in militaire dienst wilt. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij niet in militaire dienst wil omdat hij heeft gehoord dat er in het leger sprake is van onrechtvaardigheid, ongelijkheid en tirannie. Daarnaast heeft eiser hierover verklaard dat men in het leger moet doen wat de commandant zegt, bevelen moet opvolgen. Het door eiser overgelegde filmpje, over een soldaat die wordt vernederd, maakt het vorenstaande niet anders.
Reëel risico op ernstige schade
8.2.
Eiser betoogt dat sprake is van psychische problemen waarvoor hij moet worden behandeld. De psychische klachten zullen bij terugkeer naar Turkije verergeren [9] , waardoor hij in een medische noodsituatie zal komen, hetgeen in strijd is met artikel 3 van het EVRM [10] . Tevens heeft de minister niet onderzocht of eiser voor zijn psychische problemen in Turkije behandeld kan worden.
8.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Gezien hetgeen de rechtbank in 6.1 overweegt heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij psychische klachten heeft. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije in een situatie zal komen in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Had de minister eiser uitstel van vertrek moeten verlenen?
9. Eiser betoogt dat de minister dat hem gezien zijn medische toestand uitstel van vertrek had moeten verlenen [11] .
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister geen aanleiding had hoeven zien om eiser uitstel van vertrek op grond van medische gronden [12] te verlenen. Eiser heeft in de gehoren aangegeven dat het goed met hem ging en dat hij niet onder behandeling staat. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor de door hem gestelde klachten onder behandeling staat. Ten aanzien van de door eiser aangehaalde uitspraken van het EHRM is de rechtbank van oordeel dat eiser op geen enkele wijze heeft toegelicht hoe deze uitspraken zijn standpunt onderbouwen. Daarmee kan de enkele verwijzing naar de uitspraken niet leiden tot het door eiser beoogde resultaat. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat in de door eiser aangehaalde uitspraken bij de vreemdeling vast stond dat er psychische problemen waren waarvoor de vreemdeling werd behandeld. Bij eiser staat dit niet vast.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
10. Eiser heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de minister hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

11. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 3.118b, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 3.109, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Zie hiervoor de Werkinstructie 2021/12.
3.Verslag nader gehoor, p. 2.
4.Verslag nader gehoor, p. 3.
5.
6.artikel 31 lid 6 sub d Vw en paragraaf C1/4.3.2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
7.Acemi askere eziyet ettiler! | Show Özel Haber (showtv.com.tr).
8.Algemeen Ambtsbericht Turkije van augustus 2023,
9.Eiser verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar
10.Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar EHRM 13 december 2016,
11.Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet.
12.Artikel 64 van de Vreemdelingenwet.