ECLI:NL:RBDHA:2025:1012
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en gebrek aan bewijs voor psychische klachten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 januari 2025, wordt het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 2000, heeft op 21 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 25 september 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigden aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig acht, maar de problemen met zijn vader en de vrees voor militaire dienstplicht ongeloofwaardig vindt. De eiser heeft aangevoerd dat hij sinds zijn jeugd te maken heeft gehad met huiselijk geweld en dat hij vreest voor vervolging door de Turkse autoriteiten. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de eiser zijn asielrelaas niet voldoende heeft onderbouwd met objectieve documenten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije te vrezen heeft voor ernstige schade of vervolging. De rechtbank wijst erop dat de minister geen medisch onderzoek heeft hoeven laten plaatsvinden, aangezien er geen bewijs is voor de gestelde psychische klachten van de eiser. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.