ECLI:NL:RBDHA:2025:10084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
NL25.8700
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Iraanse Koerd na deelname aan demonstraties in Iran en Nederland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 mei 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Iraanse Koerd, door de Minister van Asiel en Migratie vernietigd. Eiser had op 30 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 20 februari 2025 door verweerder als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing niet in stand kan blijven, omdat verweerder de deelname van eiser aan een demonstratie in 2019 in Iran ten onrechte niet heeft betrokken bij de beoordeling van zijn asielmotieven. Eiser heeft in zijn aanvraag aangevoerd dat hij vanwege zijn Koerdische afkomst en afvalligheid van de Islam vreest voor vervolging bij terugkeer naar Iran. De rechtbank stelt vast dat verweerder relevante landeninformatie niet heeft meegenomen in het besluit, wat leidt tot een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek. De rechtbank vernietigt het besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,- toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8700 (beroep)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. B.W.M. Toemen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van den Zijde).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. Verweerder heeft eisers deelname aan een demonstratie in 2019 in Iran ten onrechte niet bij de beoordeling van het asielmotief betrokken. Verweerder heeft daarnaast relevante landeninformatie niet kenbaar betrokken bij het bestreden besluit. Het besluit bevat dan ook een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek. Het beroep is gegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 30 oktober 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij is Iraans en is geboren op
[geboortedatum] 1988. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser behoort tot de Koerdische bevolkingsgroep en is afvallig van de Islam. Hij heeft op 16 november 2019 deelgenomen aan een demonstratie tegen de hoge benzineprijzen in Iran en is tijdens deze demonstratie opgepakt. Eiser heeft toen een aantal dagen vastgezeten waarbij hij is mishandeld en bedreigd met de dood. Hij heeft zich uiteindelijk vrijgekocht. In oktober 2022 heeft eiser wederom meegedaan aan twee demonstraties naar aanleiding van de dood van Mahsa Amini. De politie heeft naar aanleiding van eisers deelname aan deze protesten op 10 oktober 2022 een inval gedaan in eisers huis waarbij eiser en zijn broer zijn opgepakt, gedetineerd, ondervraagd en mishandeld. Bij de inval in zijn woning heeft de politie spullen meegenomen van eiser, zijn laptop en harddisk. Ze hebben ook geschreven teksten gevonden van eiser waarin hij de Islam bekritiseert. Eiser is tijdelijk vrijgelaten en kon legaal, met een visum voor een werkbezoek aan Nederland, Iran verlaten. Hij is op 19 oktober 2022 Nederland ingereisd. Eiser heeft contact onderhouden met zijn broer die hem heeft verteld dat het gevaarlijk is om terug te keren omdat de autoriteiten naar eiser op zoek zijn. Dit is later bevestigd door de kennis van eiser. Daarop heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. In Nederland is eiser vervolgens ook politiek actief geweest. Zo heeft hij deelgenomen aan demonstraties en herdenkingsbijeenkomsten en heeft hij gefigureerd in een politiek getinte videoclip van een Iraanse rapper, [naam 2] . Ook deelt eiser op sociale media berichten die tegen het regime van Iran gericht zijn. Eiser vreest vanwege zijn eerdere problemen in Iran en zijn activiteiten in Nederland bij terugkeer naar Iran voor vervolging. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser de volgende stukken overgelegd: medische documenten, video van verzegelde deur, screenshots social media, screenshots videoclip, foto’s van deelname aan demonstraties en herdenking in Nederland en correspondentie tussen eiser en zijn broer.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Afvalligheid
3. Politieke overtuiging, deelname aan demonstraties en activiteiten op social media
4. Problemen vanwege politieke overtuiging en deelname aan de demonstraties
De eerste drie asielmotieven heeft verweerder geloofwaardig geacht. Eisers afvalligheid vindt verweerder geloofwaardig, maar eiser heeft hierdoor geen problemen ondervonden, omdat hij zich nooit openlijk heeft geuit als afvallige. Eisers politieke overtuiging is geloofwaardig, omdat eiser heeft deelgenomen aan verschillende demonstraties en online activiteiten. Het vierde asielmotief vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft dit element niet onderbouwd met objectieve documenten. Dat betekent dat verweerder verder beoordeelt of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Volgens verweerder is dat op basis van artikel 31, zesde lid, onder b, c en d van de Vw niet het geval. Eiser heeft op grond van artikel 31, zesde lid, onder b, van de Vw onvoldoende documenten overgelegd om dit element te onderbouwen en heeft voor het ontbreken van de documenten geen goede verklaring gegeven. Daarnaast vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel en voldoet eiser hiermee niet aan artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw. Verweerder heeft ook aan eiser tegengeworpen dat hij zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en daarmee niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, onder d van de Vw.
Geloofwaardigheid problemen vanwege politieke overtuiging en deelname demonstraties
5. Eiser voert, samengevat, aan dat verweerder ten onrechte verwacht dat eiser zijn hele relaas met documenten kan onderbouwen. Hij verwijst in dat verband naar samenwerkingsplicht die is neergelegd in artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn. [2] Eiser voert aan dat de demonstratie in 2019 ten onrechte niet is betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van zijn problemen en of er sprake is van een politieke overtuiging. Het toont immers aan dat er een consistentie in het gedrag van eiser zit, als het gaat om demonstreren. Verweerder heeft een oordeel gegeven over de sterkte van eisers politieke overtuiging en heeft daarbij meegewogen dat eiser enkel sporadisch heeft meegedaan aan demonstraties. Hierbij is eisers deelname aan de demonstratie in 2019 niet betrokken, terwijl wel aan eiser wordt tegengeworpen dat het niet geloofwaardig is dat bij zijn arrestatie van 2022 de gestelde zaak van 2019 is meegewogen. Daarnaast werpt verweerder aan eiser tegen dat er veel tijd zat tussen de deelname aan demonstratie in 2019 en de demonstraties in 2022 en dat eiser tussen 2019 en 2022 geen problemen heeft ondervonden. Eiser heeft echter redenen aangevoerd waarom hij tussen 2019 en 2022 geen politieke activiteiten heeft uitgevoerd. Eiser heeft naar aanleiding van zijn deelname aan de demonstratie in 2019 ook problemen ervaren en heeft verklaard dat zijn Koerdische afkomst hierbij ook een rol speelde. Deze problemen had verweerder moeten beoordelen. Zijn problemen in 2019 kunnen niet los worden gezien van zijn latere problemen ten gevolge van zijn deelname aan twee demonstraties in 2022.
5.1
Verweerder heeft zich in het voornemen [3] op het standpunt gesteld dat eisers deelname aan een demonstratie op 16 november 2019 niet relevant is voor eisers huidige asielaanvraag. Daarbij betrekt verweerder dat eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft ondervonden door de aanhouding bij die demonstratie, maar dat hij nog drie jaar zonder problemen in Iran heeft kunnen wonen. Eiser heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat van de problemen in 2019 een dossier is opgemaakt. In het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt herhaald en daarnaast gesteld dat de in de zienswijze genoemde problemen die eiser stelt na 2019 te hebben ondervonden, te laat zijn aangevoerd.
5.2
De rechtbank volgt eiser in de stelling dat verweerder ten onrechte de demonstratie in 2019 niet bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van dit asielmotief heeft betrokken. Dat er drie jaar tijdsverloop zit tussen deze demonstratie en de demonstraties in 2022 en eiser heeft verklaard na 2019 geen problemen te hebben ondervonden, zoals in het voornemen is gesteld, acht de rechtbank onvoldoende. Eiser heeft immers in het nader gehoor aangevoerd dat zijn deelname aan de demonstratie in 2019 samenhangt met zijn gestelde problemen in 2022. Daarnaast stelt hij dat de demonstratie in 2019 een uiting van zijn politieke overtuiging was en daarom een relevante gebeurtenis is die beoordeeld had moeten worden. Ter zitting heeft verweerder zich desgevraagd op het standpunt gesteld dat de demonstratie in 2019 niet geloofwaardig is. Daarnaast heeft verweerder gesteld dat, al zou wel van de geloofwaardigheid daarvan worden uitgegaan, dit het besluit niet anders maakt omdat het slechts om een enkele demonstratie gaat. Deze toelichting acht de rechtbank onvoldoende. Uitgangspunt bij de beoordeling van asielaanvragen is dat eerst de geloofwaardigheid van het asielrelaas wordt beoordeeld, waarna de IND toetst of de vrees die samenhangt met de asielmotieven bij terugkeer op grond van de geloofwaardige feiten en/of omstandigheden gevolgd kan worden. Verweerder dient bij de beoordeling van een asielmotief alle door de vreemdeling genoemde feiten en omstandigheden te betrekken die voor de vreemdeling reden vormen voor het aanvragen van bescherming. Door de demonstratie in 2019 niet bij de beoordeling van het asielmotief te betrekken, is sprake van een onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd besluit. De beroepsgrond slaagt.
5.3.
Nu verweerder een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling moet maken, waarbij de feiten en omstandigheden in samenhang moeten worden beoordeeld, zal de rechtbank de overige gronden die zien op de geloofwaardigheidsbeoordeling van dit asielmotief niet bespreken.
Externe geloofwaardigheidsfactoren/landeninformatie
6. Eiser voert aan dat verweerder de externe geloofwaardigheidsfactoren onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling van de verklaringen van eiser. Daarbij is van belang dat de afvalligheid en de politieke overtuiging van eiser wel geloofwaardig zijn geacht, maar de problemen ten gevolge van de politieke overtuiging niet geloofwaardig zijn geacht. Verweerder heeft de door eiser aangehaalde passages uit het algemeen ambtsbericht over Iran [4] die relevant zijn voor eisers situatie, niet betrokken. Eiser wijst op de passage waarin staat dat het per geval verschilt of deelnemers aan demonstraties in Iran bij terugkeer uit het buitenland strafrechtelijk vervolgd worden. Etniciteit maakt de kans hierop groter. Eiser is Koerd, en dat heeft verweerder geloofwaardig geacht. Ook is geloofwaardig geacht dat eiser heeft deelgenomen aan de demonstraties in 2022 en dat die plaatsvonden in Koerdisch gebied. Daarnaast heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser politiek actief is in Nederland, dat hij heeft gefigureerd in een video op YouTube waarin een rapper kritisch is over het Iraanse regime en dat eiser politiek getinte berichten heeft gedeeld op Instagram. Eiser wijst erop dat de Iraanse rapper 14.000 volgers heeft en dat de video meer dan 400.000 keer bekeken is op Youtube. Eiser verwijst in beroep naar de EUAA Guidelines Iran van januari 2025, waarin is opgenomen dat Koerden met een politiek profiel een hoger risico lopen op vervolging. Ook heeft eiser verschillende andere bronnen aangehaald die zien op hoe de autoriteiten van Iran sociale media in de gaten houden en hoe de autoriteiten gebruik maken van gezichtsherkenning bij het opsporen van demonstranten.
6.1.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft onderbouwd waarom er onvoldoende externe geloofwaardigheidsfactoren zijn betrokken en waaruit blijkt dat zijn verklaringen samenhangend en aannemelijk zijn. Dit enkel stellen is onvoldoende. Van eiser wordt daarnaast ook verwacht dat hij dit nader kan onderbouwen. Dat heeft eiser niet gedaan.
6.2 Verweerder heeft desgevraagd, ter zitting, toegelicht dat in het voornemen en het bestreden besluit geen landeninformatie wordt genoemd, maar dat bij de besluitvorming wel het landenbeleid Iran is betrokken. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het landenbeleid is gebaseerd op het algemeen ambtsbericht Iran van 2023 en dat daarmee de landeninformatie voldoende door verweerder is betrokken in de besluitvorming. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat Koerden niet zijn aangemerkt als risicoprofiel in het landenbeleid Iran. De politieke overtuiging van eiser is weliswaar geloofwaardig bevonden maar maakt op zichzelf niet dat sprake is van een risico bij terugkeer. De geloofwaardig geachte politieke activiteiten zijn namelijk te licht bevonden om te kunnen spreken van een politieke overtuiging die bij terugkeer leidt tot een risico op vervolging. Dat de richtlijnen van EUAA, waar eiser naar verwijst, zien op een hoger risico voor Koerden met een politiek profiel maakt dit niet anders. Volgens verweerder wijkt deze informatie niet af van de informatie die in het algemeen ambtsbericht Iran wordt vermeld. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat er bij eiser sprake is van een licht politiek profiel en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer zijn politieke overtuiging zal uiten op een manier waardoor hij in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten zal komen te staan.
6.3
De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 januari 2024. [5] Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat uit het arrest S.A. van het Hof van 21 september 2023 [6] volgt dat bij de beoordeling van de zwaarwegendheid moet worden betrokken welke door de gestelde politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten de vreemdeling bij terugkeer zou willen verrichten of hoe hij of zij anderszins zijn of haar opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Bij deze beoordeling van de gegrondheid van de vrees is de sterkte van die politieke overtuiging en de mate waarin deze overtuiging wordt geuit of eventueel door hem zal worden geuit een relevant element, overeenkomstig artikel 4, derde lid, van de Kwalificatierichtlijn. Hierbij moeten de specifieke persoonlijke situatie van een vreemdeling en de meer algemene context van het land van herkomst worden betrokken, zoals het Hof heeft overwogen in het arrest, onder punten 45 tot en met 49. Dit toetsingskader is opgenomen in het Informatiebericht 2024/10 Werkwijze politieke overtuiging. In het Informatiebericht 2024/10 staat dat met in achtneming van de relevante informatie over het land van herkomst moet worden beoordeeld of op grond van de gebleken (en dus geloofwaardig geachte) omstandigheden (zoals de verrichte activiteiten en de politieke overtuiging) aannemelijk is dat de vreemdeling in de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging staat of zal komen te staan en hierdoor een gegronde vrees heeft om daadwerkelijk te worden vervolgd bij terugkeer in zijn land van herkomst.
6.4
De rechtbank stelt vast dat de volgende elementen in het asielrelaas van eiser geloofwaardig zijn geacht. Eiser is een Koerd, heeft in 2022 tweemaal gedemonstreerd in Iran in Koerdisch gebied, is in Nederland betrokken geweest bij demonstraties en herdenkingsdiensten, hij heeft zich op social media kritisch uitgelaten over het Iraanse regime, hij is zichtbaar op een video van een Iraanse rapper die zich kritisch uitlaat over Iran en eiser is afvallig.
6.4.1
De door eiser aangehaalde passage uit de EUAA Richtlijn [7] van januari 2025 over Iran luidt als volgt:
“The individual assessment of whether there is a reasonable degree of likelihood for Kurds to face persecution should take into account risk-impacting circumstances, such as:
- Political profile: Kurds with a political profile face a higher risk. Kurds undergo security screenings (gozinesh) that probe their political affiliations and views on Kurdish independence, creating an atmosphere of constant surveillance and harassment. Kurdish political prisoners face executions on charges such as ‘taking up arms against the State’. The specific targeting and execution of Kurds during protests and regular legal actions against them (e.g., executions for ‘deliberate murder’ and ‘narcotic drugs’) further exemplify persecution. The crackdown on Kurdish protestors has led to many fleeing to Iraq. Members or sympathisers of opposition groups such as the Kurdistan Democratic Party of Iran (KDPI) are automatically targeted and detained.
6.4.2
In het licht van voornoemd toetsingskader, is de rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de beoordeling van de zwaarwegendheid van de politieke overtuiging, onvoldoende eisers specifieke persoonlijke situatie en de meer algemene context van het land van herkomst heeft betrokken. Zo is verweerder, gelet op de ex-nunc toetsing in asielzaken, onvoldoende gemotiveerd ingegaan op wat eiser heeft aangevoerd over de positie van Koerden in het licht van zijn politieke overtuiging. De stelling ter zitting, dat de richtlijn van de EUAA aansluit op het algemeen ambtsbericht Iran, volgt de rechtbank zonder nadere motivering niet, nu het ambtsbericht dateert van 2023 en de richtlijnen van januari 2025 dateren. Daarnaast heeft verweerder ook de politieke uitingen van eiser in Nederland niet voldoende betrokken. De video van de Iraanse rapper waarin eiser figureert is veelvuldig bekeken op Youtube. Eiser is daarop herkenbaar in beeld. Verweerder is hierop in het bestreden besluit niet ingegaan. Verweerder heeft ook nagelaten in het bestreden besluit te reageren op de landeninformatie waar eiser in de zienswijze al naar heeft verwezen en waaruit volgt dat de Iraanse autoriteiten online activiteiten monitoren. Verweerder had deze informatie over Iran in het bestreden besluit moeten betrekken en gemotiveerd moeten ingaan of de geloofwaardig geachte factoren, waaronder het feit dat eiser Koerd is, zouden kunnen maken dat hij kan worden aangemerkt als Koerd met een politiek profiel. Zoals uit de EUAA richtlijnen volgt lopen Koerden met een politiek profiel een hoger risico op vervolging bij terugkeer. De stelling van verweerder dat de landeninformatie over Iran impliciet bij het bestreden besluit is betrokken acht de rechtbank dan ook onvoldoende, nu verweerder relevante landeninformatie kenbaar in het bestreden besluit had moeten betrekken. Deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
7. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en dit betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen nu verweerder een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling moet maken en daarnaast het risico wat eiser loopt bij terugkeer opnieuw moet beoordelen met inachtneming van de door eiser aangedragen landeninformatie.
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 20 februari 2025;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. van Beek, rechter, in aanwezigheid van mr.
M. Doorman, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Richtlijn 2011/95/EU.
3.Voornemen, pagina 3.
4.Algemeen Ambtsbericht Iran (september 2023).
6.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof), ECLI:EU:C:2023:688.
7.Pagina 38.