Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voornaamswijziging van een minderjarige. Verzoekers, de vader en de moeder van de minderjarige, hebben op 13 november 2024 een verzoekschrift ingediend om de voornaam van hun kind te wijzigen. De minderjarige is geboren in 2024 en de ouders oefenen gezamenlijk gezag uit. De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl de moeder de Taiwanese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en een aanvullend bericht van de verzoekers van 4 april 2025.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij rechtsmacht heeft op basis van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, aangezien de verzoekers en de minderjarige in Nederland wonen. Tevens is Nederlands recht van toepassing op het verzoek, zoals bepaald in artikel 10:20 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank overweegt dat een voornaamswijziging pas tot stand komt wanneer de beschikking aan de geboorteakte wordt toegevoegd. Na beoordeling van de ingediende stukken en de belangen van de minderjarige, concludeert de rechtbank dat er sprake is van een zwaarwichtig belang bij de toewijzing van het verzoek. De gevraagde voornamen zijn geoorloofd volgens de maatstaven van artikel 1:4 tweede lid BW. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek tot voornaamswijziging toe te wijzen.
De beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Sluijmer als griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 23 mei 2025.