ECLI:NL:RBDHA:2025:10080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
C/09/682090 / FA RK 25-2048
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats van een minderjarige in het kader van een ouderschapsplan met zorgen over de thuissituatie

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats van een minderjarige. De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem vast te stellen, terwijl de moeder verweer heeft gevoerd. De ouders hebben gezamenlijk gezag over de minderjarige, die sinds 8 september 2020 bij de moeder woont. De vader stelt dat de minderjarige sinds december 2024 nagenoeg volledig bij hem verblijft en dat de moeder niet in staat is om de stabiele en veilige basis te bieden die de minderjarige nodig heeft. De moeder ontkent de beschuldigingen van de vader en stelt dat zijn verzoek enkel ingegeven is door financiële motieven.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de situatie van de ouders. De moeder is niet verschenen op de zitting, waardoor de rechtbank geen vergelijk tussen de ouders heeft kunnen beproeven. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat er al lange tijd zorgen zijn over de thuissituatie bij de moeder, waaronder meldingen van mishandeling en schoolverzuim. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van de minderjarige is dat zijn hoofdverblijfplaats bij de vader wordt vastgesteld, gezien de feitelijke situatie en de zorgen over de thuissituatie bij de moeder.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen verzoek tot vaststelling van een zorgregeling tussen de moeder en de minderjarige is ingediend, maar dat het belangrijk is dat er een duidelijke contactregeling komt. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waarmee de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader is vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2048
Zaaknummer: C/09/682090
Datum beschikking: 2 mei 2025

Hoofdverblijfplaats

Beschikking op het op 20 maart 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Erkens in ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Vogelaar in Krommenie, gemeente Zaanstad.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift;
  • het bericht van 22 april 2025 van de vader, met bijlage.
De minderjarige [minderjarige] is uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter, maar is niet verschenen.
Op 23 april 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • K. Meijer namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De advocaat van de moeder heeft de rechtbank op 18 april 2025 bericht dat de moeder en zij niet aanwezig zullen zijn op de zitting.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [datum] 2015 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft [minderjarige] erkend op 31 maart 2015.
  • De ouders oefenen sinds 8 september 2020 gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
  • [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • De ouders hebben een ouderschapsplan opgesteld en op 7 september 2020 ondertekend.
  • Daarin zijn de ouders – voor zover hier relevant – het volgende overeengekomen:
  • Artikel 2 – Hoofdverblijfplaats
  • Artikel 3.1 – Zorg/contactregeling
  • Bij mondelinge beslissing van 16 november 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank – voor zover hier relevant – is [minderjarige] van 16 november 2021 tot 16 november 2022 onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (hierna: JBW) en is JBW gemachtigd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag van 16 november 2021 tot 16 februari 2022.
  • Bij mondelinge beslissing van 10 november 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 16 november 2022 tot 16 november 2023 verlengd met behoud van JBW als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vader.
De moeder voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De vader geeft aan dat [minderjarige] sinds december 2024 nagenoeg volledig bij hem verblijft en bij hem wil wonen. Volgens de vader is de moeder niet in staat om [minderjarige] de stabiele en veilige basis te bieden die hij nodig heeft om zich goed te ontwikkelen. [minderjarige] wordt geslagen door de moeder, zijn spullen worden vernield door de moeder en de moeder brengt hem regelmatig niet op tijd naar school of haalt hem te laat op. Er is bij de moeder een langdurig en terugkerend patroon van agressie, drank- en drugsgebruik en overlast richting de omgeving. Ook beschikt de moeder over onvoldoende financiële middelen om voor zichzelf en [minderjarige] te zorgen. De moeder is onvoldoende beschikbaar voor [minderjarige] en wordt nu of binnenkort vermoedelijk haar woning uitgezet. Daarnaast heeft de moeder recent vastgezeten voor een inbraak in een woning van een overleden persoon samen met haar huidige partner.
De moeder vraagt om afwijzing van het verzoek van de vader. De moeder ontkent de door de vader geuite beschuldigen over het gooien van een aansteker naar [minderjarige] , het vernielen van de spullen van [minderjarige] en dat zij haar woning zou worden uitgezet. De moeder ontkent ook dat [minderjarige] heeft aangegeven bij de vader zou willen wonen. Volgens de moeder is het verzoek van de vader enkel en alleen ingegeven door financiële motieven: als de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader wordt vastgesteld, dan kan hij de kindgebonden toeslagen innen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:253a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank kan op grond van het tweede lid sub b van dit artikel op verzoek beslissen bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. Voordat de rechtbank een beslissing in het belang van het kind neemt op het voorliggende verzoek, beproeft zij een vergelijk tussen de ouders.
Omdat de moeder niet op de zitting is verschenen, heeft de rechtbank geen vergelijk tussen de ouders kunnen beproeven. De rechtbank zal daarom een beslissing nemen op het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem vast te stellen.
Hoofverblijfplaats van [minderjarige]
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat zijn hoofdverblijfplaats bij de vader wordt vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat [minderjarige] gebaat is bij rust, stabiliteit en regelmaat. Er zijn geen zorgen gemeld of bekend over de thuissituatie bij de vader. Over de thuissituatie bij de moeder bestaan er echter al sinds lange tijd grote zorgen. De moeder heeft de door de vader geuite zorgen over haar thuissituatie naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende weerlegd. Uit de stukken blijkt dat er veel onrust is (geweest) bij de moeder thuis. Op 4 februari 2025 heeft de vader aangifte gedaan van mishandeling van [minderjarige] door de moeder. De moeder ontkent dat hiervan sprake is geweest. Daarnaast is er in 2024, toen [minderjarige] nog bij de moeder woonde, sprake geweest van veelvuldig schoolverzuim. Ook is Veilig Thuis sinds begin 2025 weer betrokken na nieuwe meldingen bij de politie en Veilig Thuis. De moeder wordt daarnaast verdacht van een woninginbraak. Tot slot wordt moeder mogelijk uit haar woning gezet in verband met het veroorzaken van ernstige overlast en vanwege een huurachterstand. De moeder stelt dat een lastige buurman de oorzaak is van de problemen met de woningbouwvereniging, en dat de woningbouwvereniging dit nog onderzoekt. Dit blijkt echter niet uit de brief die de advocaat van de woningbouwvereniging aan de moeder heeft gestuurd. Omdat [minderjarige] daarnaast sinds december 2024 nagenoeg volledig bij de vader verblijft wordt met de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader ook in juridisch opzicht recht gedaan aan de feitelijke situatie.
Contact tussen de moeder en [minderjarige]
In deze procedure heeft geen van beide ouders een verzoek tot vaststelling van een zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] ingediend, zodat de rechtbank daarover geen beslissing kan nemen. Dit neemt niet weg dat het erg belangrijk is voor [minderjarige] dat er een duidelijke contactregeling komt die passend is voor [minderjarige] . De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders, eventueel met behulp van de advocaten en/of een hulpverleningsinstantie, een structurele zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] overeenkomen. Het is daarbij van belang dat goed wordt geluisterd naar de behoefte en wensen van [minderjarige] , dat deze zorgregeling strikt wordt nagekomen door de ouders en dat de moeder zorgt voor rust en stabiliteit wanneer [minderjarige] bij haar is en hem niet belast met negatieve uitspraken over de familie van de vader.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van het op 7 september 2020 door de ouders ondertekende ouderschapsplan –:
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [datum] 2015 in [geboorteplaats] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 2 mei 2025.