Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 13 januari 2025 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. Op 15 april 2025 heeft de minister op het bezwaar beslist, maar verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing, waardoor de termijn hiervoor inmiddels was verstreken. De voorzieningenrechter oordeelde dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien er geen bezwaar meer aanhangig was en verzoeker geen beroep had ingesteld, was het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek afgewezen en verklaard dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.