ECLI:NL:RBDHA:2025:1007
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening
Op 20 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het bestreden besluit, genomen op 10 december 2024, weigerde de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De kern van het geschil was of het bestreden besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister het besluit op 10 december 2024 in het advocatenportaal heeft geplaatst en dat de gemachtigde van verzoeker voldoende bereikbaar was via dit portaal. Dit betekent dat de bekendmaking rechtsgeldig was.
Verzoeker stelde dat hij niet binnen 24 uur na de bekendmaking een verzoek om voorlopige voorziening kon indienen, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker op 17 december 2024 al op de hoogte was van het bestreden besluit. Het verzoek om voorlopige voorziening werd pas bijna een maand later ingediend, wat de voorzieningenrechter als te laat beschouwde. De voorzieningenrechter oordeelde dat het beroep een zeer geringe kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.