ECLI:NL:RBDHA:2025:10068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
AWB 25.597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening hangende bezwaar, geen beroep ingesteld na beslissing op bezwaar; niet connex; niet-ontvankelijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit tot afwijzing vond plaats op 16 december 2024. Na het indienen van bezwaar heeft de minister op 23 april 2025 op het bezwaar beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81 van de Awb een voorlopige voorziening alleen kan worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de minister inmiddels op het bezwaar heeft beslist en verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing, is er geen bezwaar meer aanhangig. De termijn voor het instellen van beroep is inmiddels verstreken, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 25/597

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 23 april 2025 heeft verweerder op het bezwaar beslist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is.
2. Aangezien verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Gebleken is dat verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar, terwijl de termijn daarvoor inmiddels is verlopen, zodat geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 8:81 van de Awb (het aanmerken van een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep).
3. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M. Gasi, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.