ECLI:NL:RBDHA:2025:10045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
C/09/684252 / KG ZA 25-375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van proceskosten in kort geding na verstrekking van transactieoverzichten

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.Z. Loonstein, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, Risepoint Limited, vertegenwoordigd door mr. J.G. Reus en mr. D.A. van der Kooij. Het geschil betreft de vergoeding van proceskosten nadat gedaagde kort voor de zitting de door eiser verlangde transactieoverzichten heeft verstrekt. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 mei 2025, waarbij eiser zijn vorderingen tegen een andere vennootschap heeft ingetrokken. Eiser vorderde aanvankelijk inzage in de transactieoverzichten, maar na ontvangst van deze documenten op 22 mei 2025, heeft hij zijn eis vermeerderd met een verzoek om vergoeding van de werkelijke proceskosten, die hij op € 20.000,-- heeft gesteld. Gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen deze vermeerdering van eis en betwist dat zij de reële proceskosten aan eiser verschuldigd is.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisvermeerdering in deze omstandigheden toelaatbaar is, omdat gedaagde pas op de dag voor de zitting aan de vordering van eiser heeft voldaan. De rechter heeft vastgesteld dat Risepoint onevenredig lang heeft gewacht met het verstrekken van de stukken, wat heeft geleid tot extra kosten voor eiser. Echter, de rechter heeft ook geoordeeld dat niet alle gevorderde kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Uiteindelijk is Risepoint veroordeeld tot betaling van de proceskosten, begroot op € 2.867,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitgesproken op 6 juni 2025.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/684252 / KG ZA 25-375
Vonnis in kort geding van 6 juni 2025
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. B.Z. Loonstein te Amsterdam,
tegen:
RISEPOINT LIMITEDte Birkirkara (Malta),
gedaagde,
advocaten mr. J.G. Reus en mr. D.A. van der Kooij, beiden te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Risepoint’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 mei 2025, met de daarbij en nadien overgelegde producties 1 tot en met 15;
- de door Risepoint overgelegde conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 5;
- de akte houdende een wijziging van eis.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 23 mei 2025.
1.3.
Vóór aanvang van de mondelinge behandeling heeft [eiser] de vorderingen tegen de aanvankelijk mede gedagvaarde vennootschap [bedrijfsnaam] PLC ingetrokken. Die intrekking is in de kop van dit vonnis al verwerkt.
1.4.
Verder heeft de advocaat van [eiser] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat Risepoint de transactieoverzichten, waarvan [eiser] in deze procedure afgifte vorderde, op 22 mei 2025 rond 22.45 uur, aan [eiser] heeft verstrekt. In verband daarmee heeft de advocaat van [eiser] de in de akte houdende een wijziging van eis in 1 tot en met 3 geformuleerde vorderingen ingetrokken, onder vermeerdering van de eis met betrekking tot de proceskosten, in die zin dat [eiser] nu een vergoeding van de werkelijke proceskosten ten bedrage van € 20.000,-- vordert. Ter onderbouwing van die vordering heeft de advocaat van [eiser] tijdens de mondelinge behandeling als productie 16 een urenspecificatie overgelegd.
1.5.
Risepoint heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis.
1.6.
Tijdens de zitting is de datum voor het wijzen van vonnis bepaald op vandaag.

2.Het resterende geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
Partijen verschillen nog van mening over de vraag of de eisvermeerdering toelaatbaar is en zo ja, of er aanleiding bestaat om Risepoint te veroordelen in de daadwerkelijk door [eiser] gemaakte proceskosten.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.2.
Gelet op het internationale karakter van de zaak zal eerst worden beoordeeld of de voorzieningenrechter rechtsmacht toekomt en welk recht op het resterende geschil tussen partijen van toepassing is.
2.3.
Risepoint is ter zitting verschenen en zij heeft de bevoegdheid van de voorzieningenrechter niet betwist. Gelet op het bepaalde in artikel 26 lid 1 van de herschikte Verordening Brussel I bis betekent dit dat de voorzieningenrechter bevoegd is om van het geschil tussen partijen kennis te nemen.
2.4.
Met betrekking tot de oorspronkelijke hoofdvordering, samengevat strekkende tot inzage in en afgifte van transactieoverzichten, heeft Risepoint betoogd dat Maltees recht moet worden toegepast bij de beoordeling van het geschil. Die oorspronkelijke vordering is inmiddels ingetrokken en tussen partijen bestaat nog slechts verschil van mening met betrekking tot de vraag of Risepoint al dan niet de reële proceskosten van [eiser] moet vergoeden. Nu Risepoint op dit punt niet heeft betwist dat Nederlands recht van toepassing is, zal de voorzieningenrechter de resterende vordering van [eiser] beoordelen aan de hand van Nederlands recht.
Is de vermeerdering van eis toelaatbaar?
2.5.
Op grond van het bepaalde in paragraaf 10.1 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken moet een partij die de eis wenst te vermeerderen de inhoud van die vermeerdering zo spoedig mogelijk en bij voorkeur vóór de mondelinge behandeling schriftelijk meedelen aan de wederpartij en de voorzieningenrechter. De advocaat van [eiser] heeft de eis met betrekking tot de proceskostenveroordeling pas ter zitting mondeling gewijzigd. Hoewel daarmee niet is voldaan aan de in het procesreglement vermelde voorschriften, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de eisvermeerdering in de gegeven omstandigheden toelaatbaar is. Vast staat immers dat Risepoint pas op de dag voorafgaand aan de mondelinge behandeling laat in de avond aan de vordering van [eiser] heeft voldaan, zodat aannemelijk is dat de advocaat van [eiser] onvoldoende gelegenheid heeft gehad om de gevolgen daarvan met [eiser] te bespreken en om vervolgens tijdig een eisvermeerdering aan te kondigen.
Reële proceskostenveroordeling?
2.6.
[eiser] heeft gevorderd om Risepoint te veroordelen in de daadwerkelijk door hem gemaakte proceskosten omdat Risepoint volgens hem misbruik van recht heeft gemaakt en onrechtmatig ten opzichte van hem heeft gehandeld, door pas op de dag voor de zitting de transactieoverzichten aan [eiser] te verstrekken, terwijl [eiser] daarom al bij herhaling had verzocht. Volgens [eiser] blijkt bovendien uit een e-mailbericht van 30 april 2025 van mr. [advocaat] , advocaat te Leiden, aan mr. Van der Kooij, voornoemd, (dat abusievelijk ook aan de advocaat van [eiser] is verstuurd), dat Risepoint op dat moment al van plan was om de gegevens vlak voor de zitting aan [eiser] te verstrekken.
2.7.
Risepoint heeft betwist dat zij de reële proceskosten aan [eiser] verschuldigd is. Volgens Risepoint is van misbruik van recht of onrechtmatig handelen geen sprake. Risepoint heeft betoogd dat in het door [eiser] genoemde e-mailbericht alleen is gesuggereerd dat de gegevens aan [eiser] verstrekt zouden kunnen worden en dat Risepoint uiteindelijk, na zich te hebben beraden, heeft besloten om daartoe over te gaan. Zij heeft zich daarom voorafgaand aan de zitting bereid verklaard om de geliquideerde proceskosten aan [eiser] te vergoeden, maar [eiser] nam daarmee geen genoegen.
2.8.
Volgens vaste jurisprudentie kan een gevoerd verweer pas misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen opleveren als het verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven (zie bijvoorbeeld het door [eiser] aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 15 september 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2360)). De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat die situatie zich hier voordoet. Dat Risepoint aanvankelijk verweer heeft gevoerd in deze kortgedingprocedure en pas in een heel laat stadium (daags voor de mondelinge behandeling van dit kort geding) heeft besloten om alsnog aan het verzoek van [eiser] te voldoen, is daarvoor niet genoeg. Dat Risepoint in de visie van [eiser] in de conclusie van antwoord onjuiste standpunten heeft ingenomen maakt het voorgaande niet anders.
2.9.
Wel is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat Risepoint onevenredig lang heeft gewacht met haar beslissing om de stukken alsnog te verstrekken nadat was gedagvaard. Daardoor heeft de advocaat van [eiser] niet alleen de met de dagvaarding verbonden kosten moeten maken maar ook heeft hij nog de zitting moeten voorbereiden en in zijn pleitnota moeten reageren op het uitvoerige verweer van Risepoint. Dat daarmee (bovenop de reeds gemaakte kosten voor de dagvaarding) nog extra kosten zijn gemoeid is voldoende onderbouwd.
2.10.
Dat betekent echter niet dat de volledige gedeclareerde kosten van € 20.000,--, zoals vermeld op het door de advocaat van [eiser] als productie 16 overgelegde overzicht, in deze kortgedingprocedure voor vergoeding in aanmerking komen. Daargelaten dat het grootste deel van die kosten ziet op de dagvaarding en daarmee verband houdende werkzaamheden, is er in beginsel geen reden juridisch (uitzoek)werk in het kader van een pleitnota bij een intrekking van de vordering integraal te vergoeden. Dat geldt in dit geval te meer nu de advocaat van [eiser] veel vergelijkbare zaken onder zich heeft en dus moet worden geacht op de hoogte te zijn van de juridische standpunten en weren, althans uitzoekwerk ter zake (ook) voor andere vergelijkbare zaken te moeten doen. De voorzieningenrechter acht het alles afwegende in dit geval redelijk een hogere vergoeding toe te kennen dan enkel het geliquideerd tarief, en wel twee keer het geliquideerde tarief voor advocaatkosten.
2.11.
Het voorgaande betekent dat de proceskosten van [eiser] als volgt worden begroot:
- dagvaarding
144,47
- griffierecht
331,--
- salaris advocaat
2.214,--
- nakosten
€ 178,--
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.867,47

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt Risepoint in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op van € 2867,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Risepoint niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Risepoint € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.2.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.
mvt