ECLI:NL:RBDHA:2025:10044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
NL25.23548
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van het beroep tegen de maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 22 mei 2025, hield in dat de minister de maatregel van bewaring aan de eiser had opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 3 juni 2025 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring noodzakelijk is voor het vaststellen van de identiteit of nationaliteit van de eiser en voor het verkrijgen van gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van een asielaanvraag. De minister heeft verschillende zware en lichte gronden aangevoerd voor de bewaring, waarvan eiser enkel de zware grond 3d heeft betwist. De rechtbank oordeelt dat de overige gronden voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen, en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt.

De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of er andere redenen zijn om tot een ander oordeel te komen, maar heeft geen gronden gevonden die aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel zouden afdoen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier S. Voolstra, en is openbaar gemaakt op 10 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23548

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
1.1.
Eiser betwist enkel de zware grond 3d. De overige onbetwiste zware en lichte gronden kunnen de maatregel van bewaring echter al dragen. Deze gronden kunnen de maatregel dragen omdat zij feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. [1] Wat eiser heeft aangevoerd tegen de zware grond 3d kan daaraan niet afdoen en behoeft daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?2. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling en een schadevergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten rechter, in aanwezigheid van
S. Voolstra, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.