6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitOp 31 oktober 2023 heeft de verdachte zich op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Op het schoolplein van een middelbare school heeft hij samen met twee anderen het slachtoffer aangesproken, waarna zij het slachtoffer bij zijn nek hebben gegrepen. Daarna hebben de verdachten het slachtoffer tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en geschopt. Na deze geweldshandelingen hebben de verdachten onder andere de telefoon van het slachtoffer meegenomen. Er is geen enkele rechtvaardiging voor dit laffe feit. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. Het slachtoffer zal zich daarnaast angstig en vernederd hebben gevoeld. Bovendien draagt geweld in het openbaar bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit geldt in het bijzonder omdat het geweld zich heeft voorgedaan op een schoolplein, de plek waar jongeren zich bij uitstek veilig moeten voelen. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte na het bewezenverklaarde drie keer voor verschillende (gewelds)feiten is veroordeeld door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam. Deze beslissingen zijn nog niet onherroepelijk omdat de verdachte tegen deze beslissingen in hoger beroep is gegaan. Verder volgt uit het strafblad dat de verdachte op 7 en 8 januari 2025 een strafbeschikking van € 420,00 opgelegd heeft gekregen voor rijden zonder rijbewijs. De rechtbank zal gezien het strafblad van de verdachte dan ook rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 8 november 2024, opgesteld door een psycholoog (hierna te noemen: de deskundige). Daaruit volgt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - dat bij de verdachte sprake is van een aanpassingsstoornis met een stoornis in het gedrag. Gezien de ontkennende houding van de verdachte kan de deskundige geen uitspraak doen over de doorwerking van de psychische stoornis op het ten laste gelegde feit en daarmee ook niet over de mate van toerekenbaarheid. Het recidiverisico wordt matig ingeschat. De verdachte is voldoende sociaal competent en intelligent. Inmiddels richt hij zich op een positieve manier op zijn toekomst, houdt hij zich redelijk aan de afspraken en werkt hij mee aan de dagbesteding. In algemene zin kan worden gesteld dat de verdachte zich onvoldoende gezien voelde in zijn thuissituatie, door het gemis van zijn moeder en de niet passende pedagogische aanpak van zijn vader. Dit leidde ertoe dat hij zijn toevlucht zocht in negatieve contacten op straat en zijn onvrede uitte in zijn gedrag. De deskundige acht het van belang dat wordt gewerkt aan het bevorderen van het zelfbeeld van de verdachte. Door middel van het bieden van perspectief op het gebied van school en/of werk, adequate vrijetijdsbesteding en pro sociale contacten zou dit gerealiseerd kunnen worden. Hierbij is het belangrijk dat de verdachte zich als persoon gezien en gehoord voelt. Gelet op de eerdere zelfbepalende houding van de verdachte, wordt een duidelijk kader met toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering geadviseerd. Deze begeleiding kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 20 december 2024 en de mondelinge toelichting die daarop ter terechtzitting is gegeven. Daaruit volgt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - dat de verdachte sinds januari 2023 in beeld is bij de politie als verdachte van meerdere strafbare feiten. In juli 2024 is zijn voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 09/168473-24 geschorst, waarna deze schorsing in september 2024 is opgeheven omdat de verdachte zich niet had gehouden aan de avondklok. In oktober 2024 is de voorlopige hechtenis opnieuw geschorst en heeft de verdachte een kans gekregen om zich te houden aan de voorwaarden. De avondklok is inmiddels verruimd en het lukt de verdachte om zich daaraan te houden. De verschillende interventies tijdens de schorsing, zoals het volgen van behandeling bij de Waag, hebben lange tijd niet tot het gewenste effect geleid. De verdachte was niet gemotiveerd, trok zijn eigen plan en bleef in de problemen komen. Dit had te maken met de omgang en negatieve beïnvloeding vanuit antisociale contacten, het maken van denkfouten, het gebrek aan motivatie voor school of dagbesteding en de beperkte aansturing vanuit de thuissituatie. Er is sprake van zelfbepalend gedrag, waarvan de verdachte moeilijk de gevolgen of consequenties kan overzien. De afgelopen maanden heeft de verdachte een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De verdachte volgt dagbesteding in de vorm van een kappersopleiding. Gezien wordt dat het de verdachte daadwerkelijk lukt om andere keuzes te maken en zijn motivatie te behouden. De Raad sluit zich aan bij de conclusies en het advies uit de Pro Justitia-rapportage en adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf. In het kader van het vasthouden van de positieve ontwikkeling en om recidive te voorkomen vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, waaronder het contineren van de betrokkenheid van de jeugdreclassering, noodzakelijk.
Door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) is ter terechtzitting het belang van de begeleiding van de verdachte door zijn coach, naast de betrokkenheid van jeugdreclassering, benadrukt.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt een taakstraf van 40 uur vermeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst en de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en het strafblad van de verdachte, oplegging van een jeugddetentie passend en geboden is. Bij de hoogte en modaliteit van de straf houdt de rechtbank rekening met de toepassing van artikel 63 Sr en de voorzichtige positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte, waardoor zij een lagere straf zal opleggen dan gevorderd door de officier van justitie.
Daarom zal de rechtbank aan de verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht het van belang dat verdachte blijft meewerken aan het toezicht en de begeleiding van de jeugdreclassering en dat hij geen nieuwe strafbare feiten meer zal plegen. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad, verbinden. In aanvulling hierop zal de rechtbank, zoals gevorderd door de officier van justitie, aan de verdachte een contactverbod met het slachtoffer opleggen.