ECLI:NL:RBDHA:2025:1003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
09/171086-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Openlijke geweldpleging op schoolplein

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die samen met twee anderen op 31 oktober 2023 op het schoolplein van een middelbare school in Leiden openlijk geweld heeft gepleegd tegen een medeleerling. De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer bij de nek heeft gegrepen, tegen de grond heeft geduwd, en meerdere keren heeft geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie heeft een taakstraf en voorwaardelijke jeugddetentie geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf, rekening houdend met het tijdsverloop in de zaak. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft besloten om een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 14 dagen op te leggen, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de betrokkenheid van de jeugdreclassering en begeleiding door een jongerencoach als voorwaarden gesteld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/171086-24
Datum uitspraak: 30 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] , Egypte,
inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 16 januari 2025, gelijktijdig maar niet gevoegd met de strafzaak met parketnummer 09/168473-24.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A. Baas en de advocaat van de verdachte is
mr. R.T.A.G. Keller. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2023 te Leiden, althans in Nederland
openlijk, te weten, op/nabij het schoolplein van het Waterland, in elk geval op of
aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer]
door die [slachtoffer] :
- bij de keel/nek te grijpen;
- tegen de grond te duwen;
- een of meerdere keren te slaan tegen het hoofd, althans het lichaam;
- een of meerdere keren te schoppen tegen het hoofd, althans het lichaam.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezenverklaard.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023343489, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 69). De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 januari 2025;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 17 november 2023 (p. 8-12);
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 27 december 2023 (p. 16-18).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 31 oktober 2023 te Leiden openlijk, te weten op het schoolplein van het Waterland, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door die [slachtoffer] :
- bij de nek te grijpen;
- tegen de grond te duwen;
- meerdere keren te slaan tegen het hoofd, althans het lichaam;
- meerdere keren te schoppen tegen het hoofd, althans het lichaam.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen jeugddetentie. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd om daarvan een gedeelte van 30 uren voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een contactverbod met [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) zal worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening gehouden moet worden met het tijdsverloop in deze zaak. Verzocht wordt om aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen. Daarbij kan de verdediging zich vinden in de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitOp 31 oktober 2023 heeft de verdachte zich op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Op het schoolplein van een middelbare school heeft hij samen met twee anderen het slachtoffer aangesproken, waarna zij het slachtoffer bij zijn nek hebben gegrepen. Daarna hebben de verdachten het slachtoffer tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en geschopt. Na deze geweldshandelingen hebben de verdachten onder andere de telefoon van het slachtoffer meegenomen. Er is geen enkele rechtvaardiging voor dit laffe feit. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. Het slachtoffer zal zich daarnaast angstig en vernederd hebben gevoeld. Bovendien draagt geweld in het openbaar bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit geldt in het bijzonder omdat het geweld zich heeft voorgedaan op een schoolplein, de plek waar jongeren zich bij uitstek veilig moeten voelen. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte na het bewezenverklaarde drie keer voor verschillende (gewelds)feiten is veroordeeld door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Rotterdam. Deze beslissingen zijn nog niet onherroepelijk omdat de verdachte tegen deze beslissingen in hoger beroep is gegaan. Verder volgt uit het strafblad dat de verdachte op 7 en 8 januari 2025 een strafbeschikking van € 420,00 opgelegd heeft gekregen voor rijden zonder rijbewijs. De rechtbank zal gezien het strafblad van de verdachte dan ook rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 8 november 2024, opgesteld door een psycholoog (hierna te noemen: de deskundige). Daaruit volgt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - dat bij de verdachte sprake is van een aanpassingsstoornis met een stoornis in het gedrag. Gezien de ontkennende houding van de verdachte kan de deskundige geen uitspraak doen over de doorwerking van de psychische stoornis op het ten laste gelegde feit en daarmee ook niet over de mate van toerekenbaarheid. Het recidiverisico wordt matig ingeschat. De verdachte is voldoende sociaal competent en intelligent. Inmiddels richt hij zich op een positieve manier op zijn toekomst, houdt hij zich redelijk aan de afspraken en werkt hij mee aan de dagbesteding. In algemene zin kan worden gesteld dat de verdachte zich onvoldoende gezien voelde in zijn thuissituatie, door het gemis van zijn moeder en de niet passende pedagogische aanpak van zijn vader. Dit leidde ertoe dat hij zijn toevlucht zocht in negatieve contacten op straat en zijn onvrede uitte in zijn gedrag. De deskundige acht het van belang dat wordt gewerkt aan het bevorderen van het zelfbeeld van de verdachte. Door middel van het bieden van perspectief op het gebied van school en/of werk, adequate vrijetijdsbesteding en pro sociale contacten zou dit gerealiseerd kunnen worden. Hierbij is het belangrijk dat de verdachte zich als persoon gezien en gehoord voelt. Gelet op de eerdere zelfbepalende houding van de verdachte, wordt een duidelijk kader met toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering geadviseerd. Deze begeleiding kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 20 december 2024 en de mondelinge toelichting die daarop ter terechtzitting is gegeven. Daaruit volgt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - dat de verdachte sinds januari 2023 in beeld is bij de politie als verdachte van meerdere strafbare feiten. In juli 2024 is zijn voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 09/168473-24 geschorst, waarna deze schorsing in september 2024 is opgeheven omdat de verdachte zich niet had gehouden aan de avondklok. In oktober 2024 is de voorlopige hechtenis opnieuw geschorst en heeft de verdachte een kans gekregen om zich te houden aan de voorwaarden. De avondklok is inmiddels verruimd en het lukt de verdachte om zich daaraan te houden. De verschillende interventies tijdens de schorsing, zoals het volgen van behandeling bij de Waag, hebben lange tijd niet tot het gewenste effect geleid. De verdachte was niet gemotiveerd, trok zijn eigen plan en bleef in de problemen komen. Dit had te maken met de omgang en negatieve beïnvloeding vanuit antisociale contacten, het maken van denkfouten, het gebrek aan motivatie voor school of dagbesteding en de beperkte aansturing vanuit de thuissituatie. Er is sprake van zelfbepalend gedrag, waarvan de verdachte moeilijk de gevolgen of consequenties kan overzien. De afgelopen maanden heeft de verdachte een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De verdachte volgt dagbesteding in de vorm van een kappersopleiding. Gezien wordt dat het de verdachte daadwerkelijk lukt om andere keuzes te maken en zijn motivatie te behouden. De Raad sluit zich aan bij de conclusies en het advies uit de Pro Justitia-rapportage en adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf. In het kader van het vasthouden van de positieve ontwikkeling en om recidive te voorkomen vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, waaronder het contineren van de betrokkenheid van de jeugdreclassering, noodzakelijk.
Door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) is ter terechtzitting het belang van de begeleiding van de verdachte door zijn coach, naast de betrokkenheid van jeugdreclassering, benadrukt.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt een taakstraf van 40 uur vermeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst en de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en het strafblad van de verdachte, oplegging van een jeugddetentie passend en geboden is. Bij de hoogte en modaliteit van de straf houdt de rechtbank rekening met de toepassing van artikel 63 Sr en de voorzichtige positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte, waardoor zij een lagere straf zal opleggen dan gevorderd door de officier van justitie.
Daarom zal de rechtbank aan de verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht het van belang dat verdachte blijft meewerken aan het toezicht en de begeleiding van de jeugdreclassering en dat hij geen nieuwe strafbare feiten meer zal plegen. Aan deze voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad, verbinden. In aanvulling hierop zal de rechtbank, zoals gevorderd door de officier van justitie, aan de verdachte een contactverbod met het slachtoffer opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.4 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
14 (VEERTIEN) DAGEN;
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken en het daaruit voortvloeiend toezicht, huisbezoeken daaronder begrepen;
2. dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect en ook niet via sociale media - contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer:
- [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2008;
3. gedurende de proeftijd zal meewerken aan de begeleiding van een jongerencoach vanuit Kansrijk of een soortgelijke instelling, te bepalen door de jeugdreclassering;
4. gedurende de proeftijd een zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft, waarbij hij volgens de afspraken aanwezig is;
5. gedurende de proeftijd zal meewerken aan het zoeken en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Koole, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, rechter,
en mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2025.