In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres beoordeeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van 21 juni 2024. In die uitspraak werd de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen acht weken te beslissen op de nareisaanvraag van eiseres. Eiseres stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
De rechtbank wijst het verzoek van de minister af om het beroep aan te houden, omdat dit de prikkel voor de minister zou wegnemen om snel tot een beslissing te komen. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend en kennelijk gegrond is. De rechtbank bepaalt dat de minister alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 453,50 toe voor de proceskosten en bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,- moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. A.W. van Eerden, en is openbaar gemaakt op 9 januari 2025.