ECLI:NL:RBDHA:2025:10008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
NL25.23679
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verwijzing naar Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Pakistaanse nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 23 mei 2025 was genomen, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet werd opgelegd. De rechtbank heeft op 4 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich aan het toezicht had onttrokken en dat er voldoende redenen waren om de maatregel van bewaring te handhaven. De rechtbank oordeelde dat de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen, onbetwist waren en dat de minister voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23679

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. J.L. Crutzen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. P.R.L.V.M. Kruik, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1979. Eisers asielaanvraag is bij besluit van verweerder van 9 december 2024 niet in behandeling genomen. Daarbij is besloten om eiser op grond van de Dublinverordening over te dragen aan Spanje. De termijn van zes maanden voor de feitelijke overdracht eindigde op 9 februari 2025. Bij brief van 6 februari 2025 heeft verweerder aan de Spaanse autoriteiten meegedeeld dat overdrachtstermijn is verlengd tot achttien maanden, derhalve 9 februari 2026, omdat eiser was ondergedoken.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder terecht overwogen dat concrete aanwijzingen bestaan dat eiser valt onder de werkingssfeer van dede Dublinverordening [2] . De maatregel is terecht gebaseerd op artikel 59a van de Vw. Verweerder heeft verder overwogendat een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [3] staan daartoe in de maatregel vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden [4] vermeldt de maatregeldat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist de zware gronden 3d en 3f. Ten aanzien van de zware grond 3d voert eiser aan dat hij wel degelijk meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. Eiser zit in een Dublinprocedure waardoor het voor hem moeilijk is om aan documenten te komen. Ten aanzien van de zware grond 3f voert eiser aan dat zijn paspoort is ingenomen door de Spaanse autoriteiten op verdenking van fraude. Hij heeft zich dan ook niet zonder noodzaak ontdaan van zijn paspoort. Tevens betwist eiser de lichte gronden 4b, 4c en 4d. Ten aanzien van de lichte grond 4b voert eiser aan dat zijn asielaanvraag twee keer niet in behandeling is genomen. Dit is niet hetzelfde als een inhoudelijke afwijzing. Verder is eiser eerder in een opvang geweest en het is niet duidelijk of hij de opvang vrijwillig heeft verlaten en of hij daar niet meer welkom is. Eerder was er immers sprake van bedreiging. Daarnaast komt het adres van het COa [5] voor in eisers stukken in het dossier. Hierdoor is de lichte grond 4c niet terecht aan eiser tegengeworpen. Tot slot heeft eiser verklaard dat hij over 580 euro beschikt, waardoor de grond 4d niet aan hem kan worden tegengeworpen.
4. De rechtbank stelt vast dat de zware gronden 3a en 3b onbetwist zijn gebleven. Deze gronden zijn feitelijk juist. Nu eiser bij zijn binnenkomst in Nederland niet beschikte over een reis- of identiteitsdocument, is de zware grond 3a feitelijk juist. De zware grond 3b is feitelijk juist aangezien eiser eerder is ondergedoken om feitelijke overdracht aan Spanje te ontlopen. De zware gronden 3a en 3b zijn dan ook terecht aan de maatregel ten grondslag gelegd. Deze gronden kunnen de maatregel zelfstandig dragen. Verweerder heeft hiermee terecht een significant risico aangenomen dat eiser zich (opnieuw) aan het toezicht zal onttrekken. De overige gronden en wat eiser daartegen heeft aangevoerd behoeven daarom geen bespreking, want dit kan niet leiden tot een geslaagd beroep.
5. Namens eiser is aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Eiser heeft namelijk astma en ervaart immers veel stress.
6. Verweerder heeft echter voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om het genoemde risico op onttrekking te ondervangen. Daarbij is in het bijzonder van belang dat een op 6 mei 2025 geplande overdracht van eiser naar Spanje geen doorgang heeft kunnen vinden doordat eiser zich aan het toezicht van verweerder had onttrokken. Verder is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien voor een lichter middel. Ten aanzien van eisers medische omstandigheden heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat in het detentiecentrum medische zorg aanwezig is waar eiser een beroep op kan doen en dat eiser in zoverre dan ook niet detentieongeschikt is.
7. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 6 juni 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.