In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 16 mei 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.S. Sewman, heeft een aanvraag ingediend om als familie- of gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De minister had 90 dagen na ontvangst van de aanvraag om te beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat de minister de aanvraag van eiseres in januari 2025 in behandeling kan nemen, wat betekent dat de minister vóór 1 april 2025 een beslissing moet nemen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en legt de minister een dwangsom op van € 100,- voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 en moet de minister het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.