ECLI:NL:RBDHA:2024:9974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen invorderingskosten en betekeningskosten in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door A. van Velsen, en de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. Het geschil betreft de vraag of de aan eiser in rekening gebrachte betekeningskosten terecht zijn opgelegd. Eiser had eerder een verzoek om kwijtschelding van de aanslag ingediend, maar verweerder heeft dit verzoek buiten behandeling gesteld omdat eiser niet alle gevraagde informatie had verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag nog niet volledig was voldaan en dat de betekeningskosten terecht in rekening zijn gebracht. Eiser heeft betoogd dat de kosten onterecht zijn omdat het kwijtscheldingsverzoek nog in behandeling zou zijn, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/139
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser(gemachtigde: A. van Velsen),

en
de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 18 november 2022 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser in rekening gebrachte invorderingskosten.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2024. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2].

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft een verzoek om vrijstelling van griffierecht wegens betalingsonmacht gedaan. De griffier heeft eiser bij brief van 3 april 2023 laten weten dat naar zijn voorlopige oordeel kan worden afgezien van het heffen van griffierecht. De rechtbank stemt hiermee in en verklaart eiser ontvankelijk in zijn beroep.
2. Aan eiser is een aanslag opgelegd (de aanslag).
3. Eiser heeft verweerder verzocht om kwijtschelding van de aanslag (het kwijtscheldingsverzoek).
4. Verweerder heeft eiser bij brief van 21 mei 2019, voor zover hier van belang, het volgende medegedeeld:
“Uit de door u verstrekte (financiële) gegevens blijkt:
- dat wij niet alle informatie van u hebben ontvangen waar wij om gevraagd hebben.

Besluit

Op basis hiervan hebben wij besloten uw kwijtscheldingsverzoek buiten behandeling te stellen. Wij nemen uw kwijtscheldingsverzoek opnieuw in behandeling als wij de gevraagde stukken hebben ontvangen.

Betalingsinformatie

Het uitstel van betaling is hiermee komen te vervallen. De aanslag is nog niet (volledig) voldaan. Het openstaande bedrag is € 279,70 (zonder eventuele invorderingsrente), vastgesteld op 20 mei 2019. Wij vragen u het volledige openstaande bedrag binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief te betalen op rekeningnummer (…) onder vermelding van aanslagnummer (…).”
5. Verweerder heeft aan eiser wegens het niet betalen van de aanslag aanmaningskosten in rekening gebracht.
6. Verweerder heeft aan eiser wegens het niet betalen van de aanslag betekeningskosten van een dwangbevel in rekening gebracht (de betekeningskosten).
7. Verweerder heeft de betekeningskosten bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
8. In geschil is of de betekeningskosten terecht aan eiser in rekening zijn gebracht.
9. Volgens eiser zijn de betekeningskosten ten onrechte aan hem in rekening gebracht omdat het kwijtscheldingsverzoek nog in behandeling is bij verweerder en de aanslag daarom niet invorderbaar is.
10. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de betekeningskosten terecht aan eiser in rekening gebracht. Uit de brief van verweerder van 21 mei 2019 blijkt dat het kwijtscheldingsverzoek van eiser wegens het niet verstrekken van de daarvoor vereiste informatie buiten behandeling is gesteld en dat het verleende uitstel van betaling van de aanslag is komen te vervallen. Eiser heeft zijn stelling dat het kwijtscheldingsverzoek nog in behandeling is bij verweerder, tegenover de gemotiveerde weerspreking daarvan door verweerder, niet aannemelijk gemaakt.
11. Eiser heeft een bewijsaanbod gedaan, waaronder begrepen het horen van getuigen. In de uitnodiging voor de zitting is eiser gewezen op het bepaalde in artikel 8:60, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank gaat aan het bewijsaanbod voorbij. Eiser heeft het getuigenaanbod niet gespecificeerd en niet gesteld waarover de getuigen concreet zouden kunnen verklaren.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Emden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).