ECLI:NL:RBDHA:2024:9972
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van artikel 8 EVRM en belangenafweging staatssecretaris
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning beoordeeld. Eiser, geboren in 1977 met de Surinaamse nationaliteit, heeft in het verleden een verblijfsvergunning gehad als EU-burger, maar is in 2000 ongewenst verklaard en naar Suriname uitgezet. In 2015 is hij Nederland weer ingereisd, maar zijn verblijfsrecht is in 2020 beëindigd en er is een inreisverbod opgelegd. De staatssecretaris heeft de aanvraag voor een verblijfsvergunning afgewezen op basis van artikel 8 van het EVRM, waarbij hij de belangenafweging in het nadeel van eiser heeft laten uitvallen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de medische situatie van eiser voldoende heeft betrokken in zijn afweging, en dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat het belang van de staat zwaarder weegt dan het belang van eiser bij het uitoefenen van zijn privéleven in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor de gevraagde verblijfsvergunning en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.