11.1Om voor overname van een informele schuld in aanmerking te komen moet deze op grond van artikel 4.1, derde lid, aanhef en onder b, van de Wht in een notariële akte of een rechterlijke uitspraak zijn vastgelegd. Niet in geschil is dat de schuld niet in een notariële akte is vastgelegd en ook niet blijkt uit een rechterlijke uitspraak. Eiseres heeft weliswaar de geldleningsovereenkomst overgelegd, maar naar het oordeel van de rechtbank is daarmee geen sprake van een met een notariële akte vergelijkbare vastlegging van de lening. De schuld van eiseres voldoet daarmee niet aan het vereiste van artikel 4.1, derde lid, aanhef onder b, van de Wht. Nu eiseres niet aan de eis inzake de notariële akte heeft voldaan, komt de rechtbank ook voor dit leningdeel niet toe aan de beoordeling van de vraag of sprake is van een opeisbare schuld als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht. Ook in zoverre behoeft hetgeen eiseres over de opeisbaarheid heeft aangevoerd geen bespreking.
12. Nu verweerder terecht heeft bepaald dat de leningdelen I en II niet in aanmerking komen voor overname, volgt uit artikel 4.1, derde lid, aanhef en onder d, van de Wht, dat ook de achterstallige rente niet voor overname in aanmerking komt.
13. Hoewel het voor eiseres wellicht niet eerlijk voelt dat haar schulden niet worden overgenomen, laat dit onverlet dat de regeling voor het betalen van private schulden niet tot doel heeft om gedupeerden volledig te vrijwaren van betalingsverplichtingen.Artikel 4.1 van de Wht is bovendien dwingend geformuleerd. Of er een causaal verband bestaat tussen de schulden van eiseres en de toeslagenaffaire speelt geen rol bij de vraag of een schuld overgenomen moet worden. Dit geldt ook voor het argument dat eiseres zich nu gestraft voelt voor haar proactieve houding en goede relatie met de schuldeiser.
14. Het vereiste dat een private schuld moet blijken uit een notariële akte of rechterlijke uitspraak, vloeit voort uit de wet. Dat eiseres het niet eens is met dit vereiste, maakt het voorgaande niet anders. Het vereiste van een notariële akte is immers vastgelegd in een wet in formele zin. Dit betekent dat de rechtbank dit vereiste in de Wht niet aan het evenredigheidsbeginsel of andere algemene rechtsbeginselen mag toetsen. In artikel 120 van de Grondwet is namelijk bepaald dat de rechter niet treedt in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen en in de rechtspraak is recent nogmaals bevestigd dat dit toetsingsverbod ook inhoudt dat de rechter een wet in formele zin niet mag toetsen aan algemene rechtsbeginselen. Uit deze rechtspraak volgt verder dat er desalniettemin aanleiding kan bestaan om tot een andere uitkomst te komen dan waartoe toepassing van de wettelijke bepaling leidt, als sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn meegenomen in de afweging van de wetgever. Dat is het geval als die niet meegenomen bijzondere omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven.De rechtbank is van oordeel dat dergelijke bijzondere omstandigheden zich in dit geval niet voordoen. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in haar uitspraak van 15 mei 2024, heeft de wetgever bewust gekozen voor het stellen van voornoemde eis in de Wht. Dit betekent dat er geen sprake is van een omstandigheid die niet of niet ten volle is meegenomen in de afweging van de wetgever.
15. Artikel 9.1 van de Wht bepaalt dat van artikel 4.1 kan worden afgeweken voor zover toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Voor toepassing van deze hardheidsclausule is vereist dat er bijzondere omstandigheden zijn die door de wetgever niet zijn voorzien en die tot een schrijnende situatie leiden.In wat eiseres heeft aangevoerd, hoefde verweerder geen aanleiding te zien om de hardheidsclausule toe te passen. De wetgever heeft er immers bewust voor gekozen om de resterende hoofdsom van een hypothecaire lening niet over te nemen. Ook heeft de wetgever bewust gekozen voor de eis dat een private schuld moet blijken uit een notariële akte of rechterlijke uitspraak. Het uitgangspunt van de Wht is bovendien niet het herstellen van de in het verleden geleden schade, maar toeslagenouders zoveel als mogelijk de kans te bieden om een nieuwe start te maken. Dat daarmee niet alle door de toeslagenaffaire veroorzaakte (financiële) problemen van toeslagenouders zijn opgelost, is door de wetgever dan ook onder ogen gezien. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat haar woning executoriaal verkocht zal worden waardoor zij de woning gedwongen zal moeten verlaten, maar er bevinden zich bij de gedingstukken geen gegevens die haar stelling onderbouwen. Er zijn bij deze stand van zaken dan ook onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de situatie zodanig bijzonder of schrijnend is om tot toepassing van de hardheidsclausule aanleiding te kunnen geven.
16. Eiseres heeft verder verzocht haar bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. Verweerder heeft in het bestreden besluit op het bezwaarschrift gereageerd. Voor zover eiseres in beroep niet heeft aangegeven waarom de reactie van verweerder tekortschiet, kan deze beroepsgrond al hierom niet slagen.