ECLI:NL:RBDHA:2024:9928
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Syrische vluchteling met Turkse nationaliteit
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Syrische vluchteling met Turkse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 9 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 9 februari 2024 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 18 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht Turkije als land van herkomst heeft genomen, aangezien eiser zelf heeft verklaard de Turkse nationaliteit te bezitten. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd voor zijn vrees voor discriminatie of geweld vanwege zijn Syrische afkomst in Turkije. De rechtbank wijst erop dat eiser geen geloofwaardige verklaringen heeft gegeven over fysiek geweld en dat zijn vrees voor militaire dienstplicht in Turkije ongegrond is, gezien zijn leeftijd en de Turkse wetgeving. Bovendien is de vrees voor intrekking van zijn Turkse nationaliteit niet aannemelijk gemaakt, aangezien er geen bewijs is dat dit daadwerkelijk kan gebeuren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 26 juni 2024.