ECLI:NL:RBDHA:2024:9917
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening WIA-uitkering wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen was afgewezen op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoeker zijn financiële situatie niet met relevante en actuele stukken heeft onderbouwd. Dit betekent dat er geen acute financiële noodsituatie is die een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
De voorzieningenrechter wijst erop dat bij financiële geschillen, zoals in deze zaak, de noodzaak voor spoedeisend belang niet snel aanwezig is. Verzoeker had aangevoerd dat hij geen inkomen heeft en dat zijn gezondheid het niet toelaat om in zijn eigen onderhoud te voorzien. Echter, de voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. Hij heeft geen bijstandsaanvraag gedaan, wat ook een belangrijke factor is in de beoordeling van zijn situatie.
De voorzieningenrechter benadrukt dat verzoeker niet duidelijk heeft gemaakt waarom hij geen bijstandsuitkering heeft aangevraagd, ondanks dat hij denkt daar niet voor in aanmerking te komen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.