Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procedurele voorgeschiedenis
4. De rechtbank stelt vast dat de onderhavige procedure niet het eerste asielverzoek van eiser betreft. Eiser heeft zijn eerste asielverzoek, onder de alias [naam] , op 4 mei 2021 ingediend. Hij is vervolgens op 6 mei 2021 met onbekende bestemming vertrokken. Eiser heeft geen zienswijze ingediend. Vervolgens is zijn asielaanvraag bij beschikking van 25 mei 2021 buiten behandeling gesteld. De beschikking geldt als een terugkeerbesluit. Verder is in deze beschikking een inreisverbod voor de duur van 2 jaren aan eiser opgelegd.
5. Op 18 juni 2021 heeft eiser, onder de hiervoor genoemde alias, een tweede asielverzoek ingediend. Ook toen is hij met onbekende bestemming vertrokken, namelijk op 25 juni 2021. Eiser heeft ook in deze procedure geen zienswijze ingediend. Bij beschikking van 13 juli 2021 is de asielaanvraag (wederom) buiten behandeling gesteld. Het terugkeerbesluit en het inreisverbod van 25 mei 2021 zijn gehandhaafd. Daarbij is vermeld dat de terugkeerverplichting ziet op Marokko.
6. Na deze tweede asielaanvraag heeft de staatssecretaris verschillende Dublinclaims ontvangen, met welke claims de staatssecretaris allemaal akkoord is gegaan. In chronologische volgorde zijn de navolgende claims ontvangen:
- Frankrijk, 15 september 2021 (claimakkoord 27 september 2021);
- België, 4 januari 2023 (claimakkoord 9 januari 2023);
- Duitsland, 25 juli 2023 (claimakkoord 1 augustus 2023);
- Zwitserland, 5 maart 2024 (claimakkoord 18 maart 2024).
7. In alle hiervoor genoemde Dublinzaken is de overdracht van eiser niet uitgevoerd. De overdracht vanuit Frankrijk, die voor 14 december 2021 was aangekondigd, is om onbekende redenen niet uitgevoerd. Daarnaast zijn de overdrachten uit de andere landen gestagneerd omdat eiser ook daar met onbekende bestemming was vertrokken (België en Zwitserland) of vanwege de detentie van eiser (Duitsland). Voorts stelt de rechtbank vast dat uit informatie van zowel Eurodac als van de Zwitserse autoriteiten blijkt dat eiser zich (inmiddels) van diverse aliassen heeft bediend. De (juiste) identiteitsgegevens van eiser zijn desalniettemin vastgesteld aan de hand van een op 26 september 2023 door het Marokkaanse consulaat te Rotterdam afgegeven
laissez passer.
De onderhavige asielprocedure
8. Nadat eiser zelf naar Nederland is gereisd, heeft hij op 4 maart 2024 zijn derde (en huidige) asielaanvraag ingediend. Om deze asielaanvraag te kunnen beoordelen heeft de staatssecretaris eiser willen horen. Deze gehoren zijn op 15 maart 2024 respectievelijk 21 maart 2024 aangekondigd bij het [verblijfplaats] waar eiser op dat moment (strafrechtelijk) gedetineerd was.
9. De gehoren waren gepland op 21 en 28 maart 2024. Op 21 maart 2024 kon eiser niet worden gehoord omdat hij zijn cel weigerde te verlaten en op 28 maart 2024 moest het gehoor voortijdig worden beëindigd omdat eiser aangaf dat hij zich niet in staat achtte om het gehoor op dat moment te laten plaatsvinden. De staatssecretaris heeft hetgeen tijdens het (pogen tot) horen is voorgevallen opgenomen in het rapport Gehoor veilig land van herkomst van 28 maart 2024. Gelijktijdig met dit rapport heeft de staatssecretaris een voornemen tot buitenbehandelingstelling van de asielaanvraag uitgebracht. Vervolgens heeft eiser op 11 april 2024 een zienswijze ingediend. Daarna heeft de staatssecretaris op 26 april 2024 het bestreden besluit genomen.
10. De zitting bij de rechtbank heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024. Vanwege de strafrechtelijke detentie van eiser, heeft de rechtbank een passende rechtszaal gezocht en vervoer voor eiser geregeld van het cellencomplex naar de rechtbank. Desalniettemin is aanvankelijk voor eiser alleen zijn gemachtigde verschenen. Hij verklaarde dat hij sinds maart 2024 geen contact meer heeft met zijn cliënt, dat hij niet weet waarom hij niet is verschenen, dat hij niet weet waar hij verblijft en dat hij geen gegevens heeft van zijn cliënt
om hem te kunnen bereiken. De rechtbank heeft vervolgens de mondelinge behandeling geschorst om zich te beraden over de vraag of er nog procesbelang bestond in deze zaak. Tijdens die schorsing bleek dat eiser toch op de rechtbank aanwezig was en was aangevoerd. Na de schorsing bleek dat eiser op 25 mei 2024 vrij was gelaten en op 31 mei 2024 weer gedetineerd was geraakt op verdenking van het plegen van een strafbaar feit. De rechtbank heeft de zitting opnieuw geschorst om de gemachtigde van eiser de gelegenheid te geven met hem te overleggen. Na die schorsing heeft de rechtbank de bode gevraagd om ook eiser aan te laten voeren naar de rechtszaal. Dat bleek toen niet te kunnen omdat hij reeds aanwezig was in een andere rechtszaal voor een zitting bij de strafrechter. Zijn gemachtigde heeft vervolgens de rechtbank bericht dat hij zijn asielverzoek wel handhaaft. De rechtbank heeft hierop besloten het beroep van eiser, buiten zijn aanwezigheid, te behandelen.
Het bestreden besluit
11. In het bestreden besluit wordt de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, Vw. Tevens verwijst de staatssecretaris in het bestreden besluit naar het eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod van 25 mei 2021.
12. Eiser is het niet eens met het besluit van 26 april 2024 en voert in beroep diverse gronden daartoe aan welke gronden hieronder uiteengezet en besproken zullen worden.
Heeft de staatssecretaris onzorgvuldig beoordeeld of eiser gehoord kon worden?
13. Eiser voert in beroep aan dat de staatssecretaris onzorgvuldig is geweest in de beoordeling of eiser al dan niet gehoord kon worden. De staatssecretaris heeft volgens eiser ten onrechte aangenomen dat eiser niet wilde verklaren, ten onrechte geen medisch advies gevraagd en geen rekening gehouden met verschoonbare redenen van eiser voor het niet kunnen verklaren.
13. Een aanvraag kan buiten behandeling worden gesteld indien de vreemdeling twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken over de elementen ter staving van zijn aanvraag bedoeld in artikel 31 leden 2 en 3 Vw.2 Eiser heeft over het (eerste) gehoor van 21 maart 2024 alleen gesteld dat hij destijds ziek was. Hij heeft echter zijn stelling over zijn (lichamelijke) klachten of problemen in het geheel niet toegelicht of onderbouwd. Ten aanzien van het tweede gehoor van 28 maart 2024 heeft eiser verklaard dat het gehoor voor hem op een heel vervelend en ongeschikt moment zou plaatsvinden omdat hij een dag ervoor in de isoleercel was geplaatst. Eiser gaf aan zich daardoor niet goed te voelen. Eiser heeft geen enkele onderbouwing overgelegd ten aanzien van de plaatsing in een isoleercel en evenmin ten aanzien van eventueel hieruit voortvloeiende klachten. Hij heeft de gestelde problemen daarom niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het ontbreken van een onderbouwing overweegt de staatssecretaris dan ook niet ten onrechte dat eiser geen verschoonbare reden(en) ten aanzien van zowel het eerste als het tweede gehoor heeft aangedragen voor het niet gebruik maken van de gelegenheid om te worden gehoord. Daarbij mocht de staatssecretaris ook betrekken dat niet valt in te zien dat plaatsing in de isoleercel maakt dat eiser niet kon verklaren over zijn redenen om asiel aan te vragen. Daarnaast heeft eiser tijdens het tweede gehoor volhard in zijn weigering om medewerking aan het gehoor te verlenen en daarmee het horen over zijn asielmotieven gefrustreerd, terwijl dat van groot belang is om een beslissing te nemen op de asielaanvraag.
2 C2/8 Vreemdelingencirculaire (Vc) en artikel 3.45b lid 1 van het Voorschrift Vreemdelingen (VV).
Hierbij betrekt de staatssecretaris niet ten onrechte dat eiser er door de hoormedewerkster uitdrukkelijk op werd gewezen dat het niet meewerken negatieve gevolgen voor zijn asielaanvraag inhield. Gelet hierop mocht de staatssecretaris zich op het standpunt stellen dat eiser tot tweemaal toe heeft nagelaten om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag. Dit kan hem worden aangerekend.
15. Tijdens de zitting heeft de staatssecretaris terecht benadrukt dat het aan eiser is om zijn asielmotieven toe te lichten en dat de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat eiser niet gehoord kon worden aan hem toe te rekenen zijn. De staatssecretaris mocht ook wijzen op het feit dat eiser ondanks drie asielaanvragen en een viertal Dublinclaims nog geen enkel asielgehoor heeft gehad en dat ook dit eiser toe te rekenen valt. De rechtbank overweegt dat uit de voorgeschiedenis en de gang van zaken in de huidige procedure blijkt dat eiser geen enkele medewerking verleent maar het asielsysteem gebruikt naar eigen inzicht. Dat werpt de vraag op of eiser daadwerkelijk bescherming zoekt of slechts uit is op het rechtmatig verblijf dat hij krijgt tijdens een lopende asielprocedure. Hij heeft immers reeds verklaard dat als deze aanvraag buiten behandeling wordt gesteld, hij opnieuw – voor de vierde maal – een asielaanvraag zal indienen. Dit gaat ten koste van middelen die ingezet moeten worden ten behoeve van de kwetsbare mensen voor wie dit systeem is bedoeld. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat de staatssecretaris heeft mogen tegenwerpen dat eiser tot op heden in geen van zijn aanvragen informatie heeft verstrekt en dat dit hem toe te rekenen valt.
15. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich op het standpunt kon stellen dat hij geen medisch advies hoefde te vragen. De staatssecretaris kon hierbij meewegen dat eiser te weinig heeft gesteld en aangetoond ten aanzien van eventuele medische en/of psychische problematiek. Daarnaast was eiser rechtens zijn vrijheid ontnomen op grond van strafrechtelijke en dus een niet-vreemdelingrechtelijke titel zodat ook om die reden geen rust- en voorbereidingstermijn wordt gegeven.3 Door het onthouden van een rust- en voorbereidingstermijn is de staatssecretaris ook niet gehouden om een medisch advies te vragen tenzij daartoe naar het oordeel van de IND aanleiding bestaat.4
15. Gelet op het voorgaande, is de staatssecretaris niet onzorgvuldig geweest in de beoordeling of eiser al dan niet gehoord kon worden en mocht de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30c onder a Vw buiten behandeling worden gesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Zijn het terugkeerbesluit en het inreisverbod uit 2021 nog geldig?
18. Eiser stelt zich op het standpunt dat het terugkeerbesluit dat in 2021 aan hem is opgelegd, is komen te vervallen omdat het terugkeerbesluit geen land van terugkeer vermeldt. Nu het terugkeerbesluit volgens eiser vervallen is, is in de ogen van eiser daarmee ook het inreisverbod dat in dat terugkeerbesluit is opgelegd, komen te vervallen. Ter zitting is namens eiser toegelicht dat hij zijn standpunt baseert op de Terugkeerrichtlijn en de bijbehorende jurisprudentie. Het bestreden besluit is volgens eiser onzorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd, omdat de staatssecretaris het vervallen van het terugkeerbesluit en inreisverbod miskent.
3 artikel 3.109, lid 6, aanhef en onder c Vreemdelingenbesluit (Vb).
19. De staatssecretaris heeft ter zitting gewezen op de beschikking van 13 juli 2021 waarin is bepaald dat het terugkeerbesluit van 25 mei 2021 nog altijd van kracht is en dat de terugkeerverplichting ziet op Marokko. In het voornemen van 28 maart 2024 is ook opgenomen dat hij moet terugkeren naar Marokko. Eiser is hier in zijn zienswijze van 11 april 2024 niet tegen opgekomen. Daarbij is op geen enkele wijze gebleken dat het voor eiser niet duidelijk was welk land van terugkeer voor hem geldt. Ook staan de besluiten van zowel 25 mei 2021 als 13 juli 2021 in rechte vast waardoor niet ter toetsing voorligt of aan deze besluiten een gebrek kleeft waardoor deze onrechtmatig zijn. Dit volgt uit jurisprudentie5 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De staatssecretaris kon gelet op deze feiten en omstandigheden in het bestreden besluit volstaan met de overweging dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod van 25 mei 2021 nog steeds geldig zijn. Verder overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft toegelicht waarom de Terugkeerrichtlijn zou maken dat het opgelegde terugkeerbesluit alsmede inreisverbod zijn vervallen. Daarbij is ter zitting besproken dat de jurisprudentie waarop eiser zich beroept, gaat over zaken waarin de maatregel van bewaring is opgelegd aan een vreemdeling en de vraag voorlag of het onderliggende terugkeerbesluit die maatregel kon dragen als daar geen land van terugkeer wordt vermeld. Vaststaat dat eiser niet in het kader van vreemdelingenbewaring is gedetineerd zodat eiser zich ook niet op deze jurisprudentie kan beroepen. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd is. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatssecretaris een evenredige belangenafweging gemaakt?
20. Eiser heeft opgemerkt dat de staatssecretaris verzuimd heeft om een evenredige en voldoende kenbare belangenafweging te maken en dat het bestreden besluit daarom onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd.
21. De rechtbank overweegt dat eiser dit slechts heeft opgemerkt en op geen enkele wijze heeft toegelicht of onderbouwd. Reeds om die reden slaagt deze beroepsgrond daarom niet.