ECLI:NL:RBDHA:2024:9895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
09/273421-23 en 09/146943-22 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van softdrugs en vrijspraak van overige ten laste gelegde feiten

Op 14 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het aanwezig hebben van softdrugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 78 dagen voor het aanwezig hebben van ongeveer 1650 gram hennep, meermalen gepleegd. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder het gebruik van een SkyECC-account en het bezit van vuurwapens, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de gebruiker was van het SkyECC-account of dat hij de vuurwapens in zijn bezit had. De rechtbank overwoog dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte te identificeren als de gebruiker van de Sky-ID en dat de stemherkenning van de verbalisant niet afdoende was onderbouwd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet. De rechtbank heeft de gevangenisstraf bepaald op 78 dagen, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Tevens is de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van 3100 euro gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/273421-23 en 09/146943-22 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 14 juni 2024
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[de verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1977 te [geboortedag] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 4 maart 2024 (pro forma) en 31 mei 2024 (inhoudelijke behandeling).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. van Eenennaam, is op de terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J.M. Eelman heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bij dagvaarding I met parketnummer 09/273421-23 onder 3 tenlastegelegde, tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I met parketnummer 09/273421-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde, en tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding II met parketnummer 09/146943-22 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde voorwerp, een geldbedrag van 3.100 euro, zal worden verbeurdverklaard.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Dagvaarding I (09/273421-23)
1
hij op of omstreeks 28 maart 2023 te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzetteIijk
aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ca. 1.100 gram, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of
verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2
hij op of omstreeks 22 november 2023 te Den Haag, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzetteIijk
aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ca. 550 gram, althans (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of
verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2022 tot en met 31 maart 2023 te
's-Gravenhage en/of Zoetermeer, althans in Nederland,
een (grote) hoeveelheid wapens, zijnde vuurwapens van categorie II en of categorie
III, onder 1, voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2022 tot en met 31 maart 2023 te
's-Gravenhage en/of Zoetermeer, althans in Nederland,
een wapen of meer wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en
munitie, te weten
- een semi-automatisch gas pistool (merk Blow, model TR 914, foto 1 (p. 176/177 PV
) en/of
- een of meer semi-automatische gas pisto(o)l(en) (merk Russlrus, model 217, p. 177
t/m 179, foto 3 tot en met 7 PV),
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk door vorm
en/of afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont/vertonen met onder andere
een vuurwapen van het merk Glock;
Dagvaarding II (09/146943-22)
1
hij op of een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 september 2020
tot en met 6 december 2022 te ’s-Gravenhage en/of Zoetermeer en/of elders in
Nederland, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een
materiaal cocaïne, zijdnde cocaïne en/of amfetamine(olie) en/of ICE, zijnde
(telkens) amfetamine en/of methamfetamine, en/of MDMA en/of MDA en/of
MMDA zijnde amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of MMDA, (telkens) (een)
middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 september 2020
tot en met 6 december 2022 te 's-Gravenhage en/of Zoetermeer en/of elders in
Nederland
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te
weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken, vervoeren van (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of amfetamine en/of ICE, zijnde (telkens) amfetamine en/of
methamfetamine, en/of een hoeveelheid XTC en/of MDMA en/of MDA en/of
MMDA zijnde MDMA en/of MDA en/of MMDA voor te bereiden en/of te
bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam
te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
hebbende verdachte:
- een of meer encrypted telefoon(s) (PGP) voorhanden gehad en/of
- een of meer ontmoeting(en) gehad en/of geregeld voor een/of meer andere
perso(o)n(en) met
een of meer (potentiële) koper(s) en/of verkoper(s)van amfetamine(olie) en/of
- afspraken gemaakt/laten maken over de prijs/prijzen en/of hoeveelhe(i)d(en) van
de te leveren en/of geleverde cocaïne en/of amfetamine(olie) en/of ICE en/of en/of
XTC en/of MDMA en/of andere daaraan verbonden geleverde en/of te leveren
diensten en/of
- amfetamine en/of ICE en/of een hoeveelheid XTC pillen voorhanden gehad en/of
foto's van de geleverde en/of te leveren amfetamine en/of ICE en/of XTC pillen
gemaakt en/of laten maken en/of gestuurd en/of laten sturen naar een (potentiële)
koper(s) en/of verkoper(s)en/of (een)geldbedrag(en) verstrekt en/of afgeleverd
en/of betalingen gedaan en/of ontvangen ten behoeve van de aankoop en/of
verkoop van amfetamine(olie) en/of ICE en/of XTC pillen;
3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 september 2020
tot en met 6 december 2022 te ’s-Gravenhage en/of Zoetermeer en/of elders in
Nederland
meermalen althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjies/hash, zijnde hennep en/of
hasjies/hash (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Vrijspraak

Ten aanzien van dagvaarding I – feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het bij dagvaarding I onder 3 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van dagvaarding II – feiten 1 en 2
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de bij dagvaarding II onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De verdenking voor het bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde is gebaseerd op gesprekken die zijn gevoerd door middel van het versleutelde communicatienetwerk SkyECC door de gebruiker van de Sky-ID [code 1] . De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte als gebruiker van deze Sky-ID kan worden geïdentificeerd.
In het dossier wordt in het proces-verbaal van bevindingen met documentcode AMB-001, opgemaakt op 8 december 2021, het onderzoek naar de identiteit van de gebruiker van de Sky-ID [code 1] beschreven. De Sky-ID [code 1] is gebruikt in combinatie met de cryptotelefoon met IMEI-nummer [1MEI-nummer] en blijkens de APN-gegevens is het imsi-nummer [imsi-nummer] aan de Sky-ID verbonden. Uit het proces-verbaal volgt dat het imsi-nummer in de voor nachtrust bestemde tijd het meest contact maakte met het basisstation op het [straatnaam 1] te Den Haag, namelijk 129 van de 175 dagen. [adres 2] te Den Haag valt binnen het bereik van dit basisstation. Het imsi-nummer is op 26 februari 2021 om 02:32 middels een imsi-catcher gescand op [adres 2] . Ook maakte het imsi-nummer gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd blijkens het proces-verbaal zeventien dagen contact met het basisstation op de [straatnaam 2] te Zoetermeer. Het BRP-adres van de verdachte, te weten de [adres 1] te Zoetermeer, valt binnen het bereik van dit basisstation. Verder volgt uit het proces-verbaal dat de gebruiker van de Sky-ID [code 1] in een chat met [code 2] en in een chat met [code 3] zegt dat hij op [adres 2] is, en de gebruiker noemt zich in een chat met [code 5] “die Turk van de [straatnaam 3] ”. De gebruiker noemt [adres 2] in een chat met [code 4] “de zaak”. Voorts volgt uit het proces-verbaal dat de verbalisant door de Sky-ID [code 1] verstuurde audioberichten heeft uitgeluisterd en de stem van de verdachte herkende. De verbalisant herkende de stem van tapgesprekken uit een eerder onderzoek.
De rechtbank overweegt dat uit bovenstaande feiten en omstandigheden valt op te maken dat de gebruiker van de Sky-ID [code 1] regelmatig in het pand aan [adres 2] te vinden is. Bovenstaande feiten en omstandigheden zijn echter, zonder nadere gegevens, onvoldoende identificerend om tot de conclusie te kunnen komen dat de verdachte de vaste gebruiker is van de Sky-ID [code 1] . Ook bevatten de chats geen specifieke, op de persoon van de verdachte gerichte, informatie waarmee de verdachte kan worden geïdentificeerd als de vaste gebruiker. De rechtbank acht hiertoe ook de stemherkenning van de verbalisant onvoldoende nu de verbalisant niet afdoende heeft onderbouwd op basis waarvan hij de stem van de verdachte herkent. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat uit het dossier blijkt dat er aanwijzingen zijn dat er naast de verdachte ook anderen regelmatig op de Marktweg aanwezig waren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker is van de Sky-ID [code 1] . De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het bij dagvaarding II onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van dagvaarding II – feit 3
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het bij dagvaarding II onder 3 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De verdenking van het bij dagvaarding II onder 3 ten laste gelegde is gebaseerd op een whatsappgesprek dat [naam 1] , die onder andere is aangehouden op verdenking van handel in verdovende middelen, heeft met de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer] . De gebruiker van dit nummer staat in de telefoon van [naam 1] opgeslagen als “ [straatnaam 3] ”. De rechtbank overweegt dat het dossier weliswaar aanwijzingen bevat dat de verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer + [telefoonnummer] , maar deze aanwijzingen zijn, zonder nadere gegevens, onvoldoende om buiten redelijke twijfel vast te kunnen stellen dat de verdachte de gebruiker is van het betreffende telefoonnummer.

De bewijsmiddelen ten aanzien van dagvaarding I – feiten 1 en 2

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Dagvaarding I – feit 1: partiële vrijspraak
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of een bedrijf aangezien het dossier hiervoor onvoldoende aanknopingspunten bevat. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Voorts zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen nu het dossier hiervoor ook onvoldoende aanknopingspunten bevat.
Bewijsoverweging ten aanzien van dagvaarding I – feit 2
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de politie op 22 november 2023 in een Mercedes met het kenteken [kenteken] (hierna ook: de auto) 551,4 gram (bruto gewicht) henneptoppen heeft aangetroffen. Deze auto stond geparkeerd voor het pand aan de [adres 3] te Den Haag en stond op naam van de verdachte.
De verdachte heeft verklaard dat de henneptoppen niet van hem zijn maar van [naam 2] . Hij had zijn auto uitgeleend aan [naam 2] en [naam 2] heeft vervolgens de auto geparkeerd bij de Marktweg, maar heeft de sleutels van de auto niet meer teruggegeven. De verdachte heeft vervolgens de auto op 27 september 2023 laten schorsen.
De rechtbank schuift de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde. Tot dit oordeel komt de rechtbank op grond van het volgende. Blijkens het dossier was de bekleding van de auto ten tijde van het aantreffen van de henneptoppen beschimmeld. Ook blijkt uit het dossier dat de politie gedurende het onderzoek naar de verdachte in de periode van 28 juni 2023 tot 28 november 2023 geen verplaatsingen van de auto heeft waargenomen. Voorts volgt uit het procesdossier dat de auto op 28 maart 2023 ook op dezelfde plek stond en dat toen de achterkant van de auto onder de blauwgrijze schimmel zat en er ongebruikt uitzag. Het voorgaande in samenhang met het feit dat de verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig in het pand aan [adres 2] aanwezig was, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte steeds de beschikkingsmacht had over zijn auto en dus ook over de daarin aangetroffen henneptoppen op 22 november 2023. Zij acht het ongeloofwaardig dat hij de auto aan [naam 2] heeft uitgeleend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte de in de auto aangetroffen henneptoppen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De rechtbank zal de verdachte wel partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen en het handelen in uitoefening van een beroep of bedrijf nu het dossier hiervoor onvoldoende aanknopingspunten voor bevat.
De rechtbank acht het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1
hij op 28 maart 2023 te Den Haag
opzettelijkaanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ca. 1.100 gram
delen vanhennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij op 22 november 2023 te Den Haag
opzettelijkaanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ca. 550 gram
delen vanhennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 1650 gram hennep(toppen). Het is algemeen bekend dat het langdurig gebruiken van softdrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast is het gebruik ervan, onder andere door de daarmee gepaard gaande criminaliteit, bezwarend voor de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij door het aanwezig hebben van de hennep heeft bijgedragen aan het in stand houden van de drugscriminaliteit en het in gevaar brengen van de gezondheid van de gebruikers.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 februari 2024. Hieruit volgt dat de verdachte onherroepelijk is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en in België onherroepelijk is veroordeeld voor vervaardiging of productie van verdovende middelen die niet louter voor persoonlijk gebruik zijn bestemd. Er is dan ook sprake van recidive. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht een gevangenisstraf van achtenzeventig dagen passend en geboden. De verdachte heeft deze tijd al in voorarrest doorgebracht, zodat de verdachte feitelijk geen gevangenisstraf meer hoeft uit te zitten.

Inbeslaggenomen voorwerp

Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/273421-23 onder 3 en de bij dagvaarding II met parketnummer 09/146943-22 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/273421-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
dagvaarding I, feiten 1 en 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 78 (ACHTENZEVENTIG) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
het inbeslaggenomen voorwerp
gelast de teruggave aan [de verdachte] van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 3100 EUR.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A. Copier en mr. K. Muijsert, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2024.