ECLI:NL:RBDHA:2024:9876
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Zwitserland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 21 mei 2024 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de verzoeker en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De verzoeker zelf is niet verschenen op de zitting.
De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak ook een andere zaak, NL24.21624, behandeld, waarin een uitspraak is gedaan op het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.