ECLI:NL:RBDHA:2024:9859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
NL24.10224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van statushouder in Griekenland en de zorgvuldigheid van de inspanningen van de verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2024 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiseres, een statushouder in Griekenland. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de relevante elementen volgens verweerder geen asielgrond opleveren. Verweerder stelde dat Marokko als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen bescherming kan vragen van de Marokkaanse autoriteiten. Eiseres, die lijdt aan een psychische aandoening, kon niet persoonlijk worden gehoord in het kader van haar asielprocedure. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet alle redelijke inspanningen heeft verricht om de asielmotieven van eiseres op een alternatieve wijze te achterhalen. De rechtbank verwees naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd benadrukt dat in situaties zoals die van eiseres, een grondig onderzoek naar de verleende vluchtelingenstatus in Griekenland noodzakelijk is. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op om een nieuw besluit te nemen, waarbij hij de nodige inspanningen moet verrichten om de asielmotieven van eiseres te achterhalen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10224

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Procesverloop

Met het besluit van 8 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening (zaaknummer NL24.10225), op 26 april 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding1.1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1988 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft op 1 juli 2021 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
1.2.
Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiseres op 30 juni 2020 in Griekenland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en dat de Griekse autoriteiten op 19 oktober 2020 aan eiseres internationale bescherming hebben verleend. Eiseres is dus statushouder in Griekenland.
1.3.
Met het besluit van 15 juli 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres in Griekenland internationale bescherming geniet. Op 10 september 2021 heeft verweerder het besluit van 15 juni 2021 ingetrokken en te kennen gegeven dat opnieuw op de asielaanvraag van eiseres zal worden beslist. Verweerder heeft eiseres vervolgens opgenomen in de nationale procedure.
1.4.
Op 27 juli 2023 is eiseres onderzocht door MediFirst. In de rapportage van 31 juli 2023 heeft MediFirst aangegeven dat eiseres een psychische aandoening heeft waardoor zij beperkingen heeft op het gebied van haar geheugen. Volgens MediFirst kan eiseres hierdoor niet worden gehoord. In de rapportage stelt MediFirst geen uitspraak te kunnen doen over de termijn waarop eiseres wél kan worden gehoord. Daarbij heeft MediFirst opgemerkt dat eiseres is uitbehandeld en dat zij gerichte therapieën volgt voor het verkrijgen van stabiliteit. Ook heeft MediFirst in de rapportage vermeld dat eiseres een kwetsbaar persoon is met een beladen historie, en dat zij daarom haar verhaal niet op een adequate en consistente manier aan verweerder kan vertellen.
1.5.
Op 25 oktober 2023 heeft verweerder, op grond van artikel 34, derde lid, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening), aan de Griekse autoriteiten verzocht om toezending van het Griekse asieldossier van eiseres. Op 14 november 2023 hebben de Griekse autoriteiten bericht dat zij eiseres op 19 oktober 2020 de vluchtelingenstatus hebben toegekend. Verder hebben de Griekse autoriteiten bericht dat informatie-uitwisseling over de redenen van de inwilliging van de asielaanvraag in Griekenland naar hun mening niet meer kan plaatsvinden onder artikel 34 van de Dublinverordening, omdat de procedure tot vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat is afgerond doordat eiseres in Griekenland internationale bescherming heeft gekregen. De Griekse autoriteiten hebben het Griekse asieldossier van eiseres dan ook niet toegezonden aan verweerder.
1.6.
Op 9 november 2023 heeft verweerder, in overleg met de gemachtigde van eiseres, enkele schriftelijke vragen aan eiseres gesteld over haar asielmotieven. Eiseres heeft deze schriftelijke vragen met haar begeleider besproken. Op 27 november 2023 heeft verweerder de schriftelijke antwoorden van eiseres op de gestelde schriftelijke vragen ontvangen.
1.7.
Uit de schriftelijke beantwoording van de vragen door eiseres blijkt het volgende. Eiseres was veertien jaar toen haar moeder overleed. Haar vader is toen hertrouwd. De stiefmoeder was vals en agressief tegen eiseres. Eiseres is door haar vader verkracht en werd telkens geslagen door haar broer. Zij werd door haar familie gedwongen om in de prostitutie te werken. Eiseres heeft op enig moment werk gevonden bij een familie in Melilla. Daar heeft zij ongeveer twintig jaar onder erbarmelijke omstandigheden gewerkt. Eiseres werd steeds banger en ongeveer vier maanden voor de corona-uitbraak is zij Marokko, samen met haar zus en met hulp van een oom, ontvlucht. Eiseres kan niet terug naar Marokko, omdat zij dan weer zal worden mishandeld, verkracht en gedwongen zich te prostitueren. De broer van eiseres is drugsverslaafd en zij moest voor hem geld verdienen om zijn verslaving te bekostigen. Eiseres is doodsbang voor haar familie. De overheid en hulpinstanties in Marokko kunnen en willen eiseres niet helpen. Zij heeft namelijk geen geld. Er woont nog familie van haar in Marokko, maar zij heeft met niemand contact.
Het bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst; en
- problemen met familie.
2.2.
Verweerder heeft beide relevante elementen geloofwaardig geacht. Deze elementen leveren volgens verweerder evenwel geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hiertoe heeft verweerder gesteld dat Marokko is aangemerkt als een veilig land van herkomst en dat de geloofwaardig geachte elementen geen aanleiding geven om te oordelen dat Marokko voor eiseres persoonlijk geen veilig land van herkomst is. Daarbij heeft verweerder gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voor haar problemen geen bescherming kan vragen aan en/of kan krijgen van de Marokkaanse autoriteiten. Daarom heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres, met toepassing van artikel 31, eerste lid, in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, afgewezen als kennelijk ongegrond. Met het bestreden besluit heeft verweerder wel aan eiseres voorlopig uitstel van vertrek verleend, in afwachting van een definitieve beoordeling in het kader van artikel 64 van de Vw.
Beroepsgrond
3. Eén van de beroepsgronden van eiseres houdt in dat verweerder onvoldoende inspanningen heeft geleverd om informatie over de asielmotieven van eiseres te vergaren. Het stellen van vier schriftelijke vragen is volgens eiseres echt onvoldoende. Ter zitting is hierover namens eiseres aangevoerd dat verweerder na de schriftelijke beantwoording van de vragen, nadere schriftelijke vragen had moeten stellen aan eiseres en/of beter zijn best had moeten doen om het asieldossier van eiseres te verkrijgen van de Griekse autoriteiten. Verweerder heeft volgens eiseres op basis van de beantwoording van de vier schriftelijke vragen te vergaande en onjuiste conclusies getrokken, zo stelt eiseres.
Het juridisch kader
4.1.
Op grond van artikel 14, eerste lid, van Richtlijn 2013/32/EU (de Procedurerichtlijn) wordt de verzoeker, alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, in de gelegenheid gesteld persoonlijk gehoord te worden over zijn verzoek om internationale bescherming door een daartoe naar nationaal recht bevoegde persoon. Een persoonlijk onderhoud over de inhoud van het verzoek om internationale bescherming wordt afgenomen door het personeel van de beslissingsautoriteit.
Op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b, van de Procedurerichtlijn kan van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van het verzoek worden afgezien indien de beslissingsautoriteit van oordeel is dat de verzoeker niet persoonlijk gehoord kan worden als gevolg van blijvende omstandigheden waarop hij geen invloed heeft. Bij twijfel raadpleegt de beslissingsautoriteit een medisch beroepsbeoefenaar om na te gaan of de toestand die de vreemdeling ongeschikt of niet in staat maakt om te worden gehoord tijdelijk of van aanhoudende aard is.
Uit dat artikellid volgt verder dat indien er geen persoonlijk onderhoud plaatsvindt overeenkomstig punt b), er redelijke inspanningen worden gedaan om de verzoeker de kans te bieden nadere informatie te verstrekken.
4.2.
In Werkinstructie (WI) 2021/12 (Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure), hoofdstuk 4.6, staat het volgende.

In het geval dat een vreemdeling in het geheel niet kan worden gehoord of een verslag van gehoor, ondanks de extra voorzieningen die zijn toegepast, toch geen volledig beeld geeft van het relaas van een vreemdeling, is het nodig om gebruik te maken van alternatieve of aanvullende vormen van informatievergaring. Zie ook artikel 14, tweede lid van de Procedurerichtlijn.
Hierbij kan worden gedacht aan de volgende vormen van informatievergaring:
- gebruik van gehoren/informatie van familieleden;
- informatie van behandelaar (voorzover mogelijk i.v.m. beroepsgeheim);
- via individueel onderzoek door de Minister van Buitenlandse Zaken;
- opvraag van informatie in een ander Dublin-land, wanneer de vreemdeling daar eerder
asiel heeft aangevraagd;
- informatie via gemachtigde, Vluchtelingenwerk, Nidos en/of vertrouwenspersoon (al
dient wel duidelijk te zijn op welke wijze de informatie is verkregen en of de IND niet op
soortgelijke wijze de informatie zou kunnen verkrijgen);
- op schrift stellen van het relaas door de vreemdeling.
Ook hier is weer geen sprake van een limitatieve opsomming. Als gebruik wordt gemaakt van andere bronnen, moet worden bezien of nadere vraagstelling aan de vreemdeling mogelijk is (bijvoorbeeld naar aanleiding van een geschreven relaas).
Van belang is dat, voordat kan worden beslist, de staatssecretaris wel alle redelijke
inspanningen kenbaar moet hebben verricht die in het gegeven geval gevraagd kunnen
worden om de asielmotieven van de vreemdeling en de voor de beoordeling daarvan
relevante gegevens op een alternatieve wijze te achterhalen. Pas nadat andere vormen van passende informatievergaring zijn verricht of uitgeput, kan worden beslist (zie ABRvS 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2057, r.o. 2.3 en 2.4).
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres vanwege haar psychische aandoening in het geheel niet (/nooit) kan worden gehoord in het kader van haar asielprocedure. Verweerder diende daarom ‘redelijke inspanningen’ te verrichten om de asielmotieven van eiseres en de voor de beoordeling daarvan relevante gegevens op een alternatieve wijze te achterhalen (zie overwegingen 4.1. en 4.2.). Tussen partijen staat ter discussie of verweerder in dit geval deze ‘redelijke inspanningen’ heeft verricht.
5.1.
In dit geval heeft verweerder eerst geprobeerd om op grond van artikel 34, derde lid, van de Dublinverordening bij de Griekse autoriteiten het Griekse asieldossier van eiseres op te vragen. Dit is niet gelukt, om de reden als onder 1.5. weergegeven. Daarna heeft verweerder enkele schriftelijke vragen aan eiseres gesteld. Eiseres heeft hierop, met hulp van haar begeleider, schriftelijk geantwoord. Op basis van deze antwoorden heeft verweerder vervolgens een beslissing op de asielaanvraag genomen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met voormelde handelingen in dit specifieke geval niet alle inspanningen heeft verricht die in redelijkheid van hem konden worden verlangd om de asielmotieven van eiseres op een alternatieve wijze te achterhalen. Anders gezegd: verweerder heeft in dit specifieke geval niet de ‘redelijke inspanningen’ verricht als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Procedurerichtlijn en WI 2021/12. Dit legt de rechtbank hierna, onder 5.3. en 5.4, uit.
5.3.
Deze overweging gaat over de informatie-uitwisseling met de Griekse autoriteiten. De Griekse autoriteiten hebben aan eiseres op 19 oktober 2020 internationale bescherming toegekend, en uit de wél van de Griekse autoriteiten ontvangen informatie blijkt dat het gaat om een vluchtelingenstatus. Uit het recente arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 18 juni 2024, in de zaak QY tegen Duitsland, ECLI:EU:C:2024:524, volgt dat wanneer een lidstaat (hier: Nederland) een asielaanvraag van een statushouder in een andere lidstaat (hier: eiseres) niet niet-ontvankelijk kan verklaren omdat de statushouder in die andere lidstaat (hier: Griekenland) een ernstig risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling, die lidstaat niet verplicht is de door de andere lidstaat toegekende vluchtelingenstatus automatisch te erkennen. Wél moet de lidstaat het asielverzoek van de statushouder opnieuw individueel, volledig en naar de actuele stand van zaken onderzoeken en in het kader van dat onderzoek moet die lidstaat ten volle rekening houden met de beslissing van de andere lidstaat om aan de vreemdeling internationale bescherming te verlenen en met de elementen die deze beslissing ondersteunen. Uit dit arrest volgt dat verweerder in een situatie als die van eiseres moet onderzoeken op welke gronden de andere lidstaat, in dit geval Griekenland, een vluchtelingenstatus heeft verleend. Nu eiseres blijvend niet kan worden gehoord over haar asielaanvraag, is het verrichten van dergelijk onderzoek bij de Griekse autoriteiten in dit specifieke geval des te belangrijker en kan er naar het oordeel van de rechtbank op dit punt van verweerder meer worden verwacht dan in zaken waarin de vreemdeling wel kan worden gehoord.
Verweerder heeft in dit geval enig onderzoek verricht bij de Griekse autoriteiten. Op 25 oktober 2023 heeft verweerder namelijk, op grond van artikel 34, derde lid, van de Dublinverordening, aan de Griekse autoriteiten verzocht om toezending van het Griekse asieldossier van eiseres. De Griekse autoriteiten hebben dit geweigerd onder de mededeling dat zij menen dat artikel 34 van de Dublinverordening niet meer van toepassing op eiseres is omdat zij in Griekenland internationale bescherming heeft. Uit het dossier blijkt niet dat verweerder daarna nog actie heeft ondernomen in de richting van de Griekse autoriteiten om alsnog informatie te verkrijgen. Dit had verweerder naar het oordeel van de rechtbank in dit specifieke geval, gelet op blijvende onmogelijkheid om eiseres te horen, echter wel moeten doen. Verweerder had bijvoorbeeld een ‘second opinion’ kunnen indienen bij de Griekse autoriteiten wegens een foute uitleg van de Dublinverordening of een informatieverzoek buiten de Dublinverordening om (al dan niet via de liaison-officer) bij de Griekse autoriteiten kunnen doen. De rechtbank wijst in dit verband op punt 85 van de conclusie van de Advocaat-Generaal bij het Hof van 25 januari 2024, ECLI:EU:C:2024:82, waarin staat dat de verplichting tot samenwerking tussen lidstaten met betrekking tot verzoekprocedures onverlet moet blijven wanneer het verlies van vertrouwen betrekking heeft op de voorwaarden voor verblijf in de andere lidstaat (in dit geval Griekenland). Nu verweerder na de eerste weigering door de Griekse autoriteiten om het asieldossier toe te sturen niets heeft ondernomen in de richting van de Griekse autoriteiten om alsnog aan informatie te komen, is de rechtbank van oordeel dat de inspanningen van verweerder op dit punt in dit specifieke geval onvoldoende zijn geweest.
5.4.
Deze overweging gaat over de schriftelijke vragen over de asielmotieven van eiseres. Verweerder heeft op 9 november 2023 zeven schriftelijke vragen (over vier onderwerpen) aan eiseres gesteld. Met hulp van haar begeleider heeft eiseres deze vragen schriftelijk beantwoord. Deze antwoorden zijn weliswaar niet heel uitgebreid, maar in ieder geval wel consistent en coherent. Dit betekent dat eiseres op deze wijze wel in staat is om enige informatie over haar asielaanvraag te verstrekken. Daarom had verweerder naar het oordeel van de rechtbank moeten proberen of er aan de hand van nadere schriftelijke vragen meer informatie van eiseres over haar asielmotieven kon worden verkregen. Zo lag het in de rede om, zoals ook in een gehoor gebeurd, aan eiseres te vragen of er nog andere redenen zijn waarom zij meent niet terug te kunnen keren naar Marokko. Deze vraag ligt in de rede omdat de Griekse autoriteiten aan eiseres een vluchtelingenstatus hebben verleend, terwijl de schriftelijk gegeven antwoorden van eiseres niet zozeer duiden op een vrees voor vervolging (vluchtelingenstatus) maar eerder op een risico op ernstige schade (subsidiaire beschermingsstatus). Verder lag het in de rede om bijvoorbeeld aan eiseres te vragen of zij ooit bescherming bij de Marokkaanse autoriteiten heeft gevraagd, of zij nog contact kan krijgen met familieleden in Marokko die haar kunnen helpen en of zij destijds in Marokko ook al in dezelfde geestelijke toestand verkeerde als nu. Deze vragen liggen in de rede omdat verweerder deze omstandigheden blijkens het bestreden besluit relevant vindt voor de beoordeling van de asielaanvraag. Nu er geen nadere schriftelijke vragen zijn gesteld – anders gezegd: er geen tweede schriftelijke vragenronde heeft plaatsgevonden – is de rechtbank van oordeel dat de inspanningen van verweerder ook op dit punt onvoldoende zijn geweest.
5.5.
Nu verweerder, zoals uit het voorgaande volgt, niet de ‘redelijke inspanningen’ als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Procedurerichtlijn en WI 2021/12 heeft verricht om de asielmotieven van eiseres en de voor de beoordeling daarvan relevante gegevens op een alternatieve wijze te achterhalen, is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid. Het besluit kan daarom niet in stand blijven. De onder 3. weergegeven beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. Gelet hierop en op wat er hierna met betrekking tot de wijze van geschilbeslechting is overwogen, laat de rechtbank de overige beroepsgronden van eiseres inhoudelijk onbesproken.
7. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat verweerder het hiervoor geconstateerde gebrek niet in de beroepsfase heeft hersteld. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het aan verweerder is om nadere informatie te vergaren over de asielmotieven van eiseres. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat niet valt in te zien dat eiseres op die manier eerder uitsluitsel zal krijgen in haar zaak dan als verweerder de opdracht wordt gegeven een nieuwe beslissing op de asielaanvraag te nemen. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. Voordat verweerder een nieuw besluit neemt, zal hij in ieder geval de nadere inspanningen als bedoeld in overwegingen 5.3. en 5.4. moeten verrichten om de asielmotieven van eiseres te achterhalen. Uiteraard mag verweerder daarnaast ook nog andere inspanningen verrichten. De rechtbank zal geen termijn stellen voor het nemen van een nieuw besluit op de asielaanvraag, omdat het voor de rechtbank niet goed in te schatten is hoe belastbaar eiseres is en hoeveel tijd er nodig is om haar adequaat nadere schriftelijke vragen te laten beantwoorden. Vanzelfsprekend dient verweerder wel de wettelijke beslistermijn van artikel 42, eerste lid, van de Vw in acht te nemen. Aangezien dit een vrij ruime termijn is en deze zaak inmiddels al lang loopt (de aanvraag is gedaan op 1 juli 2021) spoort de rechtbank verweerder wel aan om voortvarend aan deze zaak en zijn nieuw te nemen besluit te werken.
8. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
mr.L. Stoelinga, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.