ECLI:NL:RBDHA:2024:9854
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Georgische eiser wegens ongeloofwaardigheid van het relaas en gebrek aan bewijs
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die stelt van Georgische nationaliteit te zijn, heeft op 29 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris heeft deze aanvraag op 25 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 20 juni 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden voor de zitting.
De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de eiser. De eiser heeft zijn aanvraag onderbouwd met het verhaal dat hij na het overlijden van zijn vader vijf winkels heeft geërfd en dat zakenpartners van zijn vader hem hebben bedreigd en gedwongen om de winkels aan hen te verhuren. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd ter onderbouwing van zijn relaas. De eiser heeft geen documenten overgelegd die zijn claims ondersteunen, ondanks dat hij heeft aangegeven dat deze documenten beschikbaar zijn.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.