ECLI:NL:RBDHA:2024:9851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
647052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst en aansprakelijkheid makelaar in vrijwaring

In deze zaak heeft [naam verkoper] een koopovereenkomst ontbonden met [naam koper 1] en [naam koper 2] omdat zij niet tijdig een bankgarantie of waarborgsom hebben afgegeven. De rechtbank oordeelt dat er een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen en wijst de vordering van [naam verkoper] tot betaling van een contractuele boete van € 40.000,- toe. De gedaagden in de hoofdzaak, [naam koper 1] en [naam koper 2], hebben hun makelaar [naam makelaar] in vrijwaring opgeroepen, stellende dat hij tekortgeschoten is in zijn zorgplicht. De rechtbank oordeelt echter dat [naam makelaar] niet tekort is geschoten en wijst de vordering in de vrijwaringszaak af. De rechtbank concludeert dat [naam koper 1] en [naam koper 2] in het ongelijk zijn gesteld en moeten de proceskosten vergoeden. De uitspraak is gedaan op 8 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 8 mei 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/647052 / HA ZA 23-398 van
[naam verkoper] ,te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
advocaat: mr. M. Snoek te Den Haag,
tegen

1..[naam koper 1] , te [woonplaats 2] ,2. [naam koper 2] , te [woonplaats 2] ,

gedaagden in de hoofdzaak,
advocaat: mr. E.C. Kerkhoven te Den Haag,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/655001 / HA ZA 23-906 van

1..[naam koper 1] , te [woonplaats 2] ,2. [naam koper 2] , te [woonplaats 2] ,

eisers in de vrijwaringszaak,
advocaat: mr. E.C. Kerkhoven te Den Haag,
tegen
[naam makelaar], te [woonplaats 3] ,
gedaagde in de vrijwaringszaak,
advocaat: mr. M.F.J. Martens te Den Bosch.
Partijen zullen hierna ‘ [naam verkoper] ’, ‘ [naam koper 1] ’, ‘ [naam koper 2] ’ en ‘ [naam makelaar] ’ worden genoemd.

1.Samenvatting

1.1.
[naam verkoper] heeft als verkoper een koopovereenkomst met betrekking tot een woning gesloten met [naam koper 1] en [naam koper 2] als kopers. [naam verkoper] heeft deze koopovereenkomst ontbonden, omdat [naam koper 1] en [naam koper 2] niet tijdig een bankgarantie hebben afgegeven of een waarborgsom hebben overgemaakt. [naam verkoper] maakt aanspraak op de betaling van een contractuele boete. De rechtbank is van oordeel dat een rechtsgeldige koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. De vordering van [naam verkoper] wordt daarom toegewezen.
1.2.
[naam koper 1] en [naam koper 2] hebben hun makelaar [naam makelaar] in vrijwaring opgeroepen en stellen dat hij niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan bij het aangaan van de koopovereenkomst met [naam verkoper] . De rechtbank is van oordeel dat [naam makelaar] in persoon als opdrachtnemer van [naam koper 1] en [naam koper 2] kan worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat [naam makelaar] niet tekort is geschoten in zijn zorgplicht als makelaar jegens [naam koper 1] en [naam koper 2] . De vordering van [naam koper 1] en [naam koper 2] zal daarom worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
in de hoofdzaak
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 2 augustus 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord van 11 oktober 2023 met één productie;
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 21 februari 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
in de vrijwaringszaak
-de dagvaarding van 3 oktober 2023 met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord van 22 november 2023;
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 21 februari 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
2.2.
De mondelinge behandeling in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak heeft plaatsgevonden op 25 maart 2024. [naam verkoper] was hierbij niet aanwezig, zij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar advocaat. [naam koper 1] en [naam koper 2] zijn verschenen met hun advocaat. [naam makelaar] was niet aanwezig, hij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er ter zitting is besproken. Deze aantekeningen zijn in het griffiedossier gevoegd.
2.3.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

3.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

3.1.
[naam makelaar] is bestuurder en grootaandeelhouder van makelaarskantoor [bedrijfsnaam] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam] B.V.). [naam makelaar] heeft als makelaar voor [naam koper 1] en [naam koper 2] bemiddeld bij de aankoop van een woning.
3.2.
[naam koper 1] en [naam koper 2] hebben op 12 augustus 2022 een koopovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres] in [plaatsnaam] (hierna: de woning) met [naam verkoper] ondertekend (hierna: de koopovereenkomst). De in de koopovereenkomst vermelde koopprijs bedraagt € 400.000,-.
3.3.
Volgens artikel 5 van de koopovereenkomst diende de koper - tot zekerheid voor de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst - uiterlijk op 26 september 2022 een bankgarantie af te geven of een waarborgsom over te maken van € 40.000,-.
3.4.
Verder is in de koopovereenkomst, voor zover relevant, het volgende bepaald:
“(…)
Artikel 11 Ingebrekestelling/Ontbinding
11.1.
Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2.
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
(…)”
3.5.
De makelaar van [naam verkoper] heeft [naam koper 1] en [naam koper 2] bij brief van 2 november 2022 in gebreke gesteld, omdat zij nog geen bankgarantie hadden afgegeven of een waarborgsom hadden overgemaakt. [naam koper 1] en [naam koper 2] zijn verzocht dit alsnog vóór 10 november 2022 te doen.
3.6.
[naam koper 1] en [naam koper 2] hebben – ook na de ingebrekestelling – geen bankgarantie afgegeven of een waarborgsom overgemaakt.
3.7.
Bij brief van 15 november 2022 van haar advocaat heeft [naam verkoper] de koopovereenkomst ontbonden en [naam koper 1] en [naam koper 2] gesommeerd tot betaling van de contractuele boete van € 40.000,-.

4.Het geschil

In de hoofdzaak
4.1.
[naam verkoper] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- [naam koper 1] en [naam koper 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 42.045,17, waarvan € 40.000 aan hoofdsom, € 1.411,75 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 633,42 aan wettelijke rente tot en met 15 maart 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 16 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
- [naam koper 1] en [naam koper 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 dagen na de betekening van het vonnis tot aan de dag van volledige betaling.
4.2.
[naam verkoper] legt aan haar vordering samengevat ten grondslag dat [naam koper 1] en [naam koper 2] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst door geen bankgarantie af te geven of een waarborgsom over te maken, waarna zij de koopovereenkomst heeft ontbonden. Op grond van artikel 11.1 van de koopovereenkomst zijn [naam koper 1] en [naam koper 2] een contractuele boete van 10% van de koopsom, te weten een bedrag van € 40.000,- verschuldigd. Daarnaast maakt [naam verkoper] aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.
4.3.
[naam koper 1] en [naam koper 2] voeren samengevat aan dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. Zij hebben [naam verkoper] of haar verkoopmakelaar nooit ontmoet en hebben de betreffende woning nooit gezien. [naam koper 1] en [naam koper 2] hebben de koopovereenkomst getekend op gezag van [naam makelaar] . Het was niet hun bedoeling een koopovereenkomst met betrekking tot de woning te sluiten. [naam koper 1] en [naam koper 2] wonen sinds kort in Nederland en spreken geen Nederlands, [naam makelaar] heeft in het Turks met hen gecommuniceerd. [naam verkoper] heeft geen moeite gedaan zich te overtuigen van wilsovereenstemming met [naam koper 1] en [naam koper 2] .
In de vrijwaringszaak
4.4.
[naam koper 1] en [naam koper 2] vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- [naam makelaar] gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak te veroordelen om aan [naam koper 1] en [naam koper 2] te betalen al datgene waartoe zij jegens [naam verkoper] zullen worden veroordeeld;
- [naam makelaar] te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van het vonnis.
4.5.
[naam koper 1] en [naam koper 2] leggen aan hun vordering samengevat het volgende ten grondslag. [naam makelaar] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen als makelaar dan wel heeft onrechtmatig jegens hen gehandeld. [naam makelaar] heeft alle communicatie met [naam verkoper] op zich genomen. [naam koper 1] en [naam koper 2] hebben na het tekenen van de koopovereenkomst geld aan [naam makelaar] betaald voor de te storten waarborgsom. Verder hadden [naam koper 1] en [naam koper 2] voor de aankoop van deze woning een hypotheek beschikbaar. Dat de koopovereenkomst is ontbonden omdat de waarborgsom niet betaald is, is geheel aan [naam makelaar] toe te rekenen.
4.6.
Volgens [naam makelaar] hebben [naam koper 1] en [naam koper 2] de verkeerde partij gedagvaard, omdat hun contractspartij niet [naam makelaar] in persoon, maar [bedrijfsnaam] B.V. is. [naam makelaar] betwist dat [naam koper 1] en [naam koper 2] een hypotheek beschikbaar hadden en voert aan dat zij de koop desondanks welbewust zijn aangegaan. Verder betwist [naam makelaar] dat hij enig bedrag voor de te storten waarborgsom heeft ontvangen van [naam koper 1] en [naam koper 2] . Tot slot voert [naam makelaar] aan dat [naam koper 1] en [naam koper 2] in de hoofdzaak een beroep op matiging van de contractuele boete hadden moeten doen.

5.De beoordeling

In de hoofdzaak
5.1.
[naam koper 1] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat [naam makelaar] de woning heeft bezocht en deze aan [naam koper 1] en [naam koper 2] heeft laten zien door middel van een videogesprek via Whatsapp, omdat [naam koper 1] en [naam koper 2] op dat moment op vakantie waren. Deze verklaring is niet te verenigen met het standpunt van [naam koper 1] en [naam koper 2] in de conclusie van antwoord dat zij de woning nooit hebben gezien. Verder heeft [naam koper 1] ter zitting verklaard dat [naam koper 1] en [naam koper 2] na terugkomst van hun vakantie naar een kantoor in [plaats] zijn gegaan om een overeenkomst te tekenen en dat zij zich er toen goed bewust van waren dat dit een koopovereenkomst met betrekking tot de woning betrof. Het betoog van [naam koper 1] en [naam koper 2] in de conclusie van antwoord dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen omdat de daarvoor vereiste wilsovereenstemming ontbreekt, slaagt dus niet.
5.2.
Nu [naam koper 1] en [naam koper 2] zich niet hebben verzet tegen de (hoogte van de) gevorderde contractuele boete, zal deze vordering inclusief de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen.
5.3.
[naam verkoper] maakt aanspraak op een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [naam verkoper] heeft op 29 november 2022 een aanmaning gestuurd naar [naam koper 1] en [naam koper 2] die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 1.411,75 is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.175,- (€ 875,- + 1% over (€ 40.000,- minus
€ 10.000,-)). De rechtbank zal de gevorderde buitengerechtelijke kosten daarom toewijzen tot € 1.175,-.
5.4.
[naam koper 1] en [naam koper 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) vergoeden. De proceskosten van [naam verkoper] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
131,83
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.038,83
5.5.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen vanaf 14 dagen na de betekening van het vonnis.
In de vrijwaringszaak
Met wie hebben [naam koper 1] en [naam koper 2] een overeenkomst gesloten?
5.6.
De rechtbank stelt voorop dat, op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, op [naam koper 1] en [naam koper 2] de stelplicht en, zo nodig, de bewijslast rust van feiten waaruit volgt dat zij met [naam makelaar] in persoon een overeenkomst van opdracht hebben gesloten, zoals [naam koper 1] en [naam koper 2] stellen. Verder zijn van belang de maatstaven die in het algemeen gelden bij de totstandkoming van overeenkomsten (artikelen 3:33 en 3:35 BW gelezen in samenhang met artikel 6:217 BW), waarbij het tevens aankomt op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en de betekenis die partijen daaraan redelijkerwijze hebben gegeven. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, zoals de hoedanigheid van partijen (bijvoorbeeld de mate van professionaliteit of ervaring) en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Ook feiten en omstandigheden die zich na het sluiten van de overeenkomst voordoen kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg.
5.7.
[naam koper 1] en [naam koper 2] hebben geen schriftelijke overeenkomst van opdracht ingebracht waaruit blijkt wie er als hun contractspartij moet worden aangemerkt. Ook in de koopovereenkomst die zij met [naam verkoper] hebben gesloten, is geen aankoopmakelaar vermeld.
5.8.
Tussen partijen is echter niet in geschil dat, in het kader van een door [naam koper 1] en [naam koper 2] aan te kopen woning, een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en dat [naam koper 1] en [naam koper 2] – zowel voor als na de totstandkoming van deze overeenkomst – veelvuldig contact hebben gehad met [naam makelaar] in persoon. Verder heeft [naam koper 1] ter zitting verklaard dat hij in 2021 via een vriend in contact is gekomen met [naam makelaar] , dat [naam makelaar] toen de opdracht op zich heeft genomen om ‘alles te regelen’ voor de aankoop van een woning, dat hij daarbij uitsluitend met [naam makelaar] in persoon heeft gecommuniceerd en voor het eerst de naam [bedrijfsnaam] B.V. tegen is gekomen na onderzoek in verband met de betekening van de dagvaarding in de vrijwaringszaak. [naam makelaar] heeft deze stellingen onvoldoende (gemotiveerd) betwist, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid daarvan.
5.9.
[naam makelaar] heeft weliswaar aangevoerd dat alle correspondentie met [bedrijfsnaam] B.V. is gevoerd, maar hij heeft geen producties in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat ook jegens [naam koper 1] en [naam koper 2] op enig moment onder deze naam is gecorrespondeerd. Op basis van de overgelegde stukken kan enkel als vaststaand worden aangenomen dat [naam makelaar] na de ontbinding van de koopovereenkomst een mailwisseling met de advocaat van [naam verkoper] heeft gehad waarin de naam [bedrijfsnaam] B.V. is vermeld.
5.10.
[naam makelaar] heeft niet voldoende gemotiveerd toegelicht waarom [naam koper 1] en [naam koper 2] erop bedacht hadden moeten zijn dat hij slechts [bedrijfsnaam] B.V. vertegenwoordigde en dat niet hij persoonlijk, maar [bedrijfsnaam] B.V., de contractspartij van [naam koper 1] en [naam koper 2] zou zijn. Het lag op de weg van [naam makelaar] als opdrachtnemer en makelaar om ter voorkoming van misverstanden zorg te dragen voor een schriftelijke opdrachtbevestiging. Nu [naam makelaar] geen schriftelijk overeenkomst heeft opgesteld en ook anderszins niets over de opdracht per brief of per e-mail heeft vastgelegd, moeten de gevolgen hiervan voor zijn rekening en risico komen. Dat betekent dat [naam makelaar] zijn betwisting dat hij als contractspartij van [naam koper 1] en [naam koper 2] kan worden aangemerkt, onvoldoende heeft onderbouwd.
5.11.
[naam koper 1] en [naam koper 2] hebben er in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat [naam makelaar] hun contractspartij was. Dat betekent dat [naam makelaar] in persoon als opdrachtnemer van [naam koper 1] en [naam koper 2] heeft te gelden.
Is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst?
5.12.
Op grond van artikel 7:401 BW geldt als uitgangspunt dat een opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen, hetgeen betekent dat [naam makelaar] dient te handelen zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend makelaar in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Uit deze zorgplicht vloeit de verplichting voort om [naam koper 1] en [naam koper 2] te informeren over de inhoud van de koopovereenkomst en de daarin opgenomen bedingen. Van [naam makelaar] mag worden verwacht dat hij [naam koper 1] en [naam koper 2] op een zodanige wijze informeert dat zij een goed geïnformeerde keuze kunnen maken ten aanzien van de koop van de woning en hen zo nodig waarschuwt voor risico’s die verbonden zijn aan deze koop. Bij beantwoording van de vraag of [naam makelaar] deze verplichtingen heeft geschonden, dient acht te worden geslagen op alle omstandigheden van het geval. Nu [naam koper 1] en [naam koper 2] zich op een schending van de zorgplicht door [naam makelaar] beroepen, dragen zij daarvan de stelplicht en de bewijslast.
5.13.
De rechtbank is van oordeel dat [naam koper 1] en [naam koper 2] onvoldoende hebben gesteld en onderbouwd in welk opzicht [naam makelaar] is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als makelaar.
5.14.
Ook in de vrijwaringsdagvaarding hebben [naam koper 1] en [naam koper 2] stellingen ingenomen die niet of moeilijk te verenigen zijn met de verklaringen die zij ter zitting hebben afgelegd. Zo hebben zij in de vrijwaringsdagvaarding gesteld dat [naam makelaar] ‘alle honneurs’ voor hen heeft waargenomen met betrekking tot de koop van de woning, terwijl ter zitting – zoals hiervoor is overwogen – is gebleken dat [naam makelaar] de woning aan [naam koper 1] en [naam koper 2] heeft laten zien door middel van een videogesprek via Whatsapp. Verder is in de vrijwaringsdagvaarding gesteld dat [naam koper 1] en [naam koper 2] in goed vertrouwen hebben getekend wat [naam makelaar] hen vroeg te tekenen, terwijl – zoals eveneens hiervoor is overwogen – het een welbewuste keuze van [naam koper 1] en [naam koper 2] is geweest om de koopovereenkomst te tekenen. Daar komt bij dat [naam koper 1] verder ter zitting heeft verklaard dat bij het tekenen van de koopovereenkomst op het kantoor in [plaats] een medewerker van [naam makelaar] aanwezig was, die de koopovereenkomst en de financiering van de woning met [naam koper 1] en [naam koper 2] heeft besproken. Tot slot heeft [naam koper 1] ter zitting niet verklaard dat het geld dat hij aan [naam makelaar] heeft betaald, bedoeld was als waarborgsom voor de aankoop van de woning van [naam verkoper] , terwijl dat wel in de vrijwaringsdagvaarding is gesteld, maar dat hij dat geld al in 2021 aan [naam makelaar] had betaald ten behoeve van een eerdere koopovereenkomst met betrekking tot een andere woning.
5.15.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat [naam makelaar] in het kader van de koopovereenkomst met [naam verkoper] in een specifiek opzicht is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als makelaar jegens [naam koper 1] en [naam koper 2] . De stelling van [naam koper 1] en [naam koper 2] dat op het kantoor van hun advocaat een gesprek heeft plaatsgevonden waarbij [naam makelaar] zou hebben erkend dat sprake was van een ‘misverstand dat hij zou rechttrekken’ en dat hij daarbij zou hebben toegezegd een bedrag van € 20.000,- op de derdengeldrekening van de advocaat te storten, hetgeen door [naam makelaar] is betwist, kan dat niet anders maken.
5.16.
Gelet op het voorgaande is evenmin gebleken dat [naam makelaar] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam koper 1] en [naam koper 2] . De vordering van [naam koper 1] en [naam koper 2] zal worden afgewezen.
5.17.
[naam koper 1] en [naam koper 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) vergoeden. De proceskosten van [naam makelaar] worden begroot op:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.707,00

6.De beslissing

De rechtbank:
In de hoofdzaak
6.1.
veroordeelt [naam koper 1] en [naam koper 2] hoofdelijk tot betaling aan [naam verkoper] van een bedrag van € 41.808,42 te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 40.000, gerekend vanaf 16 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [naam koper 1] en [naam koper 2] hoofdelijk in de kosten van het geding, die aan de zijde van [naam verkoper] worden begroot op € 4.038,83 te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van volledige betaling indien betaling niet binnen 14 dagen plaatsvindt. Als [naam koper 1] en [naam koper 2] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [naam koper 1] en [naam koper 2] € 92,- extra aan nakosten betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
verklaart de veroordelingen onder 6.1. en 6.2. uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In de vrijwaringszaak
6.5.
wijst de vordering van [naam koper 1] en [naam koper 2] af;
6.6.
veroordeelt [naam koper 1] en [naam koper 2] in de kosten van het geding, die aan de zijde van [naam makelaar] worden begroot op € 2.707,- te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van volledige betaling indien betaling niet binnen 14 dagen plaatsvindt. Als [naam koper 1] en [naam koper 2] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [naam koper 1] en [naam koper 2] € 92,- extra aan nakosten betalen, plus de kosten van betekening;
6.7.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Limborgh en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.
Type: 3390