ECLI:NL:RBDHA:2024:9841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
09/328019-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en bewezenverklaring voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool met bijbehorende munitie

Op 24 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1991 te [geboorteplaats]. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool en het witwassen van een geldbedrag van €10.970,-. Tijdens de zitting op 10 juni 2024 heeft de officier van justitie, mr. E.J. Huisman, gevorderd tot bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het gaspistool en vrijspraak van het witwassen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.F. Laning, pleitte voor vrijspraak van beide tenlasteleggingen.

De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van het gaspistool wettig en overtuigend bewezen was, aangezien het wapen en de bijbehorende munitie in de woning van de verdachte waren aangetroffen. De verdachte had het gaspistool verborgen achter een schilderij in zijn woning. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat hij erover kon beschikken.

Met betrekking tot het witwassen oordeelde de rechtbank dat de verdachte vrijgesproken moest worden. De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte over de herkomst van het geldbedrag waren verifieerbaar en niet onwaarschijnlijk. De rechtbank kon niet vaststellen dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van een geldbedrag van €7020,- aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/328019-23
Datum uitspraak: 24 juni 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1991 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 10 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. Huisman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.F. Laning naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 maart 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 9 december 2023 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Walther, type P22, kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad
en/of
bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 30, althans een aantal patronen, van het merk Wadie, 9 mm PA PV (pepper), voorhanden heeft gehad
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 11, althans een
aantal patronen, van het merk Winchester Super X en CCI, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 9 december 2023 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, een geldbedrag (van €10.970,-), althans een of meer geldbedragen/voorwerpen
A: de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die /geldbedrag(en)/voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf en/of
B: heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) dat dat/die geldbedrag(en)/voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde en tot vrijspraak van het onder feit 2 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
3.3.
Vrijspraak feit 2
Met betrekking tot het onder feit 2 ten laste gelegde is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. In de woning van verdachte en zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] , zijn geldbedragen aangetroffen van in totaal meer dan € 10.000,--. De verdachte en medeverdachte hebben over de herkomst van dit geldbedrag, elk voor het deel waarvan zij aangaven dat het van hen was, concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaringen afgelegd, namelijk dat zij dit geldbedrag hebben gespaard. Deze verklaringen zijn geverifieerd en worden ondersteund door de analyse van de historische bankgegevens van de verdachte en de medeverdachte. Gelet op deze bevindingen kan niet worden aangenomen dat het aangetroffen geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Dat betekent dat het ten laste gelegde witwassen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023384512 (onderzoek 30VENGA), van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 723).
1. Het proces-verbaal van doorzoeking, opgemaakt op 9 december 2023, voor zover inhoudende (p. 23-26):
Op 9 december 2023 werd voor een doorzoeking binnengetreden in de woning aan de [adres] [woonplaats] . Op het adres [adres] in [woonplaats] staan volgens de basis registratie personen twee personen ingeschreven:
- [medeverdachte] geboren op [geboortedag 2] -1994
- [de verdachte] geboren op [geboortedag 1] -1991
[de verdachte] verklaarde: " Als je de woonkamer inloopt heb je linksboven bijna tegen het plafond aan een schilderij van een landkaart hangen, als je dat schilderij van het plafond haalt ga je daar een wapen aantreffen." Op aanwijzen van [de verdachte] werd er in de verborgen ruimte achter de wereldkaart in de
woonkamer de volgende goederen in beslaggenomen:
- 1 x gaspistool.
2. Het proces-verbaal Wapens, Munitie en Explosieven, opgemaakt op 11 december 2023, voor zover inhoudende (p. 147-151):
Het wapen werd aangetroffen bij de doorzoeking van perceel [adres] te [woonplaats] .
Soort wapen: Gaspistool
Merk: Walther
Model: P 22
Kaliber: 9 mm
Het vuurwapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
Bij bovengenoemd vuurwapen werd munitie aangetroffen.
Soort: Pfefferpatroon
Merk: Wadie
Kaliber: 9 mm PA PV ( pepper)
Aantal: 30 stuks totaal
De aangetroffen patronen is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Het gaspistool en de daarbij horende munitie is aangetroffen in de woning van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] . De politie heeft op aanwijzen van de verdachte het gaspistool in een verborgen ruimte in de woning aangetroffen. De verdachte was zich er dan ook van bewust dat het wapen met de daarbij horende munitie in de woning aanwezig was en hij kon hier ook over beschikken. De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte het gaspistool en de daarbij horende munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat de medeverdachte [medeverdachte] ook de wetenschap had dat het gaspistool en de daarbij horende munitie zich in de woning bevond, zodat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het medeplegen.
Tevens zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het voorhanden hebben van de elf stuks munitie van het merk Winchester Super X en CCI. De elf patronen zaten in een hoesje van een Playstationgame ‘Terminator’, dat lag bij een groot aantal andere Playstation games op de schouw in de woonkamer. De medeverdachte, [medeverdachte] , heeft bij de politie verklaard dat hij de elf stuks munitie patronen van de schietvereniging in zijn zak heeft gedaan en mee heeft genomen naar huis. De rechtbank stelt vast dat het dossier geen bewijs bevat voor de conclusie dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van die munitie in de woning.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 9 december 2023 te ’s-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Walther, type P22, kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad
en
bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 30, althans een aantal patronen, van het merk Wadie, 9 mm PA PV (pepper), voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het Pro Justitia rapport en hun advies te volgen door de verdachte het feit verminderd toe te rekenen en aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft een omgebouwd gaspistool en daarbij horende munitie voorhanden gehad in zijn woning. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt grote risico’s met zich mee voor de veiligheid van personen. Vuurwapens vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit van vuurwapens maar al te vaak leidt tot het gebruik ervan, met alle mogelijke gevolgen van dien. De rechtbank rekent dit de verdachte dan ook aan.
Strafblad
De verdachte heeft geen relevant strafblad.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Triple Pro-Justitiarapportage van 29 mei 2024 van psychiater J.C. Laheij, GZ-psycholoog R. Bout en forensisch milieuonderzoeker L. van Nieuwburg. Laheij en Bout zijn tot de conclusie gekomen dat bij de verdachte sprake is van een chronische psychotische stoornis in het kader van schizofrenie met op voorgrond staande desorganisatie, grootheidswanen en paranoïde ideeën. Er zijn forse kritiek- en oordeelstoornissen bij een ontbrekend ziektebesef. Het denken is ernstig gedesorganiseerd met formele en inhoudelijke denkstoornissen, verhoogde associativiteit en incoherentie. Tevens is er bij de verdachte sprake van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis. De deskundigen concluderen dat de stoornissen alle aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde feit en dat het aannemelijk is dat de verdachte in zijn paranoïde desorganisatie tot deze gedachtegang is gekomen en zijn keuzevrijheid en handelingsvrijheid ernstig, zo niet geheel beperkt werd door een grotendeels ontbrekend realiteitsbesef en forse kritiek- en oordeelstoornissen. Echter gezien de beperkingen van het onderzoek waardoor niet geheel zicht op de verdachte is ontstaan, de ontkennende positie van de verdachte en het ontbreken van een delict scenario hebben de deskundigen de rechtbank geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportage van de deskundigen op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusie over de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte wordt gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusie dan ook over. Zij zal het bewezen verklaarde in verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Daarnaast heeft de rechtbank het advies van de reclassering Nederland van 5 juni 2024 gelezen. Zij adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu zij van mening is dat psychiatrie in deze casus prevaleert.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand voor het voorhanden hebben van een gaspistool en een geldboete voor het voorhanden hebben van scherpe munitie. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om die straf te matigen, gelet op het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij zal de verdachte dus een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie weken met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

7.De in beslag genomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 1 genoemde geldbedrag zal worden teruggegeven aan de verdachte.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat het onder 1 genoemde geldbedrag aan de verdachte worden teruggegeven.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde geldbedrag.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (DRIE) WEKEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genoemde geldbedrag, te weten: 7020 EUR.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. drs. H.M. Braam, rechter,
mr. N.B. Haverhoek, rechter,
in tegenwoordigheid van V. Grampon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juni 2024.