Op 24 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1991 te [geboorteplaats]. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool en het witwassen van een geldbedrag van €10.970,-. Tijdens de zitting op 10 juni 2024 heeft de officier van justitie, mr. E.J. Huisman, gevorderd tot bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het gaspistool en vrijspraak van het witwassen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.F. Laning, pleitte voor vrijspraak van beide tenlasteleggingen.
De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van het gaspistool wettig en overtuigend bewezen was, aangezien het wapen en de bijbehorende munitie in de woning van de verdachte waren aangetroffen. De verdachte had het gaspistool verborgen achter een schilderij in zijn woning. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat hij erover kon beschikken.
Met betrekking tot het witwassen oordeelde de rechtbank dat de verdachte vrijgesproken moest worden. De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte over de herkomst van het geldbedrag waren verifieerbaar en niet onwaarschijnlijk. De rechtbank kon niet vaststellen dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van een geldbedrag van €7020,- aan de verdachte.