Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
De gronden van de maatregel van bewaring
Ambtshalve toetsing
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Dublinclaimant. De eiser, die stelt de Iraanse nationaliteit te hebben, heeft tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 28 mei 2024, hield in dat de eiser in bewaring werd gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 juni 2024, waarbij de eiser niet aanwezig was vanwege een geplande overdracht naar Bulgarije. De rechtbank heeft zich beperkt tot de vraag of de eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring op 10 juni 2024 was opgeheven.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen. De eiser had zich illegaal in Nederland bevonden en had onjuiste gegevens verstrekt over zijn identiteit. De rechtbank concludeert dat de zware gronden voor de bewaring, zoals het risico op onttrekking aan het toezicht, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank wijst de beroepsgrond van de eiser af dat er met een lichter middel volstaan had kunnen worden, en oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet mogelijk was.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 juni 2024, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen één week na bekendmaking.