ECLI:NL:RBDHA:2024:9824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
NL24.19843
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft eiser op 15 december 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit is genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar heeft zich afgemeld voor de zitting op 5 juni 2024, waar de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 november 2023 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Nederland heeft op 6 februari 2024 een verzoek om terugname bij Duitsland ingediend, dat op 7 februari 2024 is aanvaard. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn asielverzoek op grond van de discretionaire bevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 17 van de Dublinverordening, had moeten overnemen. Hij stelt dat hij geen informatie heeft ontvangen over de afwijzing van zijn eerdere asielaanvraag in Duitsland, waardoor hij niet kan nagaan of Duitsland zich aan de internationale richtlijnen heeft gehouden.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bezwaren van eiser geen aanleiding geven om zijn verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. De rechtbank heeft de beslissing van de staatssecretaris terughoudend getoetst en geconcludeerd dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat Duitsland heeft gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen en dat er geen gevaar van indirect refoulement dreigt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat hij kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19843

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. de Jong),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

1. Eiser heeft op 15 december 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 mei 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3. De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Overwegingen

4. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 18 november 2023 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op grond van de Dublinverordening [1] neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland op 6 februari 2024 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Duitsland heeft dit verzoek op 7 februari 2024 aanvaard.
5. Eiser is het met het bestreden besluit niet eens en voert hiertoe het volgende aan. Verweerder had zijn asielverzoek op grond van zijn discretionaire bevoegdheid, neergelegd in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, van Duitsland moeten overnemen. Eiser heeft eerder in Duitsland een asielaanvraag ingediend en heeft begrepen dat deze is afgewezen. Hij heeft daar zelf echter geen informatie over ontvangen van de Duitse autoriteiten. Hij kan daarom ook niet nagaan of Duitsland zich aan de internationale richtlijnen heeft gehouden. Omdat zijn eerdere asielaanvraag in Duitsland is afgewezen is de kans groot dat ook een nieuw verzoek zal worden afgewezen en eiser loopt daarom kans op indirect refoulement. Verweerder heeft in het bestreden besluit onvoldoende rekening gehouden met de bezwaren die eiser in zijn gehoor en zienswijze tegen een overdracht aan Duitsland naar voren heeft gebracht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Een lidstaat kan, op grond van artikel 17 van de Dublinverordening, besluiten een bij hem ingediende asielaanvraag van een onderdaan van een derde land te behandelen, ook al is hij daartoe niet verplicht. Verweerder gebruikt deze bevoegdheid in ieder geval indien bijzondere, individuele omstandigheden maken dat overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. [3] Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die verweerder heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend.
7. Uitgaande van de terughoudende toetsing is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om zijn verzoek om internationale bescherming met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Het bestreden besluit is voldoende en overtuigend gemotiveerd. Verweerder heeft bij zijn afweging terecht betrokken dat uit het claimakkoord volgt dat Duitsland garandeert dat eisers asielaanvraag in behandeling zal worden genomen. Uit de juridische grondslag van het claimakkoord [4] volgt dat eisers asielaanvraag in Duitsland nog in behandeling is en er dus geen gevaar van (indirect) refoulement dreigt.
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat eiser mag worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juni 2024 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Dat staat in paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening.