ECLI:NL:RBDHA:2024:9798

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
NL24.22295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 juni 2024, is de asielaanvraag van een Tunesische eiser afgewezen. De eiser had op 4 mei 2024 asiel aangevraagd, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 27 mei 2024 als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen deze afwijzing behandeld op 12 juni 2024. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat Tunesië als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij onder een uitzonderingscategorie valt of dat hij persoonlijk risico loopt bij terugkeer naar Tunesië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat de redenen voor zijn vlucht, zoals medische problemen en een aanklacht van zijn vrouw, niet voldoende zijn om asiel te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat Tunesië in het algemeen veilig is, en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn specifieke situatie niet veilig is. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag en het terugkeerbesluit in stand blijven. De eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22295

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum]
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: 294.973.4962,
(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuite).

Inleiding

1. Eiser heeft op 4 mei 2024 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft bij het bestreden besluit van 27 mei 2024 de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b, en h van de Vw. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaaknummer NL24.22296, op 12 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en verweerder eisers asielaanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit aan de hand van de beroepsgronden, hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
Asielrelaas
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Tunesië op 26 augustus 2021 heeft verlaten vanwege zijn medische situatie en vanwege een aanklacht van zijn vrouw.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft in het asielrelaas van eiser de volgende afzonderlijke relevante elementen onderscheiden:
-identiteit, nationaliteit en herkomst.
4.1.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn geloofwaardig geacht. Dat eiser Tunesië is ontvlucht vanwege zijn medische situatie en een aanklacht van zijn vrouw zijn echter geen elementen die raakvlakken hebben met het Vluchtelingenverdrag en een en ander levert ook geen reëel risico op ernstige schade op bij terugkeer naar Tunesië. Eiser is ook tegengeworpen dat hij niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd, nu hij 27 april 2024 is ingereisd en pas op 4 mei 2024 asiel heeft aangevraagd. Eiser is afkomstig uit een veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij onder één van de uitzonderingscategorieën valt. Niet gebleken is dat Tunesië voor eiser persoonlijk niet veilig is. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij het ondervinden van problemen geen bescherming zou kunnen vragen van de Tunesische autoriteiten.
Is Tunesië in zijn algemeenheid een veilig land van herkomst?
5. Eiser voert aan dat verweerder Tunesië ten onrechte in zijn algemeenheid beschouwt als een veilig land van herkomst. Hij wijst op openbare informatie van Statewatch van 17 april 2023 waaruit volgt dat de situatie aldaar is verslechterd sinds de herbeoordeling van 8 juni 2023, met betrekking tot de mensenrechten, democratische waarden, vervolging, toegang tot onafhankelijk onderzoek, rechterlijke macht en rechtsmiddelen. De situatie zou daarom opnieuw volledig onderzocht moeten worden.
5.1.
Deze beroepsgrond kan niet slagen. De rechtbank stelt eerst vast dat Tunesië in het Voorschrift vreemdelingen 2000 is aangewezen als veilig land van herkomst [1] . De rechtbank overweegt dat voor de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst als norm geldt dat er in het desbetreffende land algemeen gezien en op duurzame wijze geen vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) plaatsvindt [2] . Bij de beoordeling of aan deze norm wordt voldaan, moet verweerder de rechtstoestand van het land, de algemene politieke omstandigheden en de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel betrekken. Verweerder moet de juridische en feitelijke situatie in het land onderzoeken en acht slaan op de politieke omstandigheden [3] .
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat Tunesië in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Verweerder heeft in dit kader mogen verwijzen naar de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst van 8 juni 2023 waarin is geconcludeerd dat Tunesië, met uitzondering van een aantal groepen, nog steeds als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. [4] Uit de bijlage bij deze herbeoordeling blijkt dat verweerder tot deze conclusie is gekomen op basis van de hiervoor onder 5.1. genoemde criteria. Eisers stelling dat Tunesië in zijn algemeenheid niet meer veilig is gelet op het rapport van Statewatch van 17 april 2023 volgt de rechtbank niet, nu onvoldoende is onderbouwd in welk opzicht de daarin vermelde informatie een wezenlijk ander beeld laat zien dan het beeld dat volgt uit de bronnen die bij de herbeoordeling zijn betrokken. Dat bij de herbeoordeling van Tunesië als veilig land uitsluitend marginaal is getoetst, zoals eiser stelt, blijkt verder niet uit de herbeoordeling van 8 juni 2023.
Is Tunesië in het geval van eiser een veilig land van herkomst?
6. Eiser voert verder aan dat hij bij terugkeer naar Tunesië een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM vanwege de onvoldoende naleving van de regels van de rechtsstaat en vanwege de gebrekkige algemene veiligheidssituatie, het feit dat de autoriteiten geen effectieve bescherming bieden en vanwege het feit dat hij het land illegaal heeft verlaten.
6.1.
Omdat verweerder Tunesië heeft kunnen aanmerken als veilig land van herkomst, bestaat er een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Tunesië geen bescherming nodig hebben. Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat hij onder een uitzonderingsgroep valt of dat Tunesië in zijn specifieke omstandigheden niet veilig is.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder één van de uitzonderingsgroepen valt of dat er aanleiding is om aan te nemen dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en Tunesië daarom in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder heeft daartoe terecht gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt van asielgerelateerde problemen en dat niet gebleken is dat het vragen om hulp of bescherming vanwege de aanklacht van zijn vrouw bij voorbaat zinloos zou zijn. Dat eiser het land illegaal heeft verlaten of dat er angst zou zijn voor eventuele gevolgen bij het vragen om hulp, leidt niet tot een ander oordeel, omdat die omstandigheden op zichzelf niet voldoende zijn om een risico op behandeling van eiser in strijd met artikel 3 van het EVRM aannemelijk te achten. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder terecht afgezien van het vragen van advies aan BMA?
7. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het raadplegen van het Bureau medische advisering (BMA) nu er relatief oude medische informatie ligt en sprake is van ernstige medische problematiek die mogelijk nog actueel is. Door dit na te laten heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld.
7.1.
Ook deze beroepsgrond kan niet slagen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aan de voorwaarden voldoet als vermeld in paragraaf A3/7 Vreemdelingencirculaire 20000 (Vc) nu hij de noodzaak voor uitstel van vertrek om medische redenen niet heeft onderbouwd met recente documenten. Eiser heeft weliswaar verklaard dat hij medische behandeling nodig heeft maar niet is gebleken dat er momenteel nog een behandeling plaatsvindt voor zijn medische klachten. Nu recente medische gegevens van eiser ontbreken en niet vastgesteld kan worden dat hij onder medische behandeling staat, heeft verweerder geen advies hoeven vragen aan het BMA.

Conclusie en gevolgen

8. Eisers beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond en het aan eiser opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod in stand blijven. Dat betekent dat eiser Nederland moet verlaten. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr.F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijlage 13 behorend bij artikel 3.37f, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000.
2.Zie bijlage I van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2023/32/EU).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474, r.o. 3.4.1.
4.Zie de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 8 juni 2023 met bijlage, Kamerbrief over herbeoordeling veilige landen van herkomst Georgië, Marokko en Tunesië.