ECLI:NL:RBDHA:2024:974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
09.008911.23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verleiding van een minderjarige tot het dulden van ontuchtige handelingen met oplegging van taakstraf

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verleidend gedrag ten opzichte van een minderjarige, geboren in 2003. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die de teamleider was van het slachtoffer, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 in Nieuwkoop ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Het slachtoffer, dat op dat moment 16 jaar oud was, heeft verklaard dat de verdachte haar meerdere keren heeft betast en zoende, ondanks haar expliciete afwijzing van deze handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, mede ondersteund door getuigenverklaringen van een vriendin van het slachtoffer. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en beweerde dat er enkel sprake was van een collegiale relatie.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte door zijn rol als teamleider en het leeftijdsverschil misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het bewegen van het slachtoffer tot het dulden van ontuchtige handelingen en heeft een taakstraf van 30 uren opgelegd. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de bewezenverklaarde handelingen van een aanzienlijk lichtere categorie waren dan de handelingen waarvan de verdachte werd vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat de gevorderde schade was veroorzaakt door de bewezenverklaarde handelingen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/008911-23
Datum uitspraak: 31 januari 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres] , [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.H.W. Spoelstra naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020, te Nieuwkoop, door giften en beloften van goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, een persoon, te weten:
- [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2003),
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat voornoemde persoon de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt,
(telkens) opzettelijk te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen of zodanige handelingen van hem, verdachte, te dulden, te weten (onder meer):
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina van die [slachtoffer] ,
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of het betasten van de vagina van die [slachtoffer] ,
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] ,
- het likken van/aan de vagina van die [slachtoffer] ,
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ,
- het klaarkomen op de borsten, althans het lichaam van die [slachtoffer] ,
- het zoenen van/met die [slachtoffer] ;
en bestaande die giften en/of beloften van goed en/of dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding uit (onder meer):
- het feit dat hij, verdachte, de teamleider is van die [slachtoffer] en/of
- een groot leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] ,
- het feit dat die [slachtoffer] een eetstoornis had,
- het (blijven) aandringen tot het versturen van (een) naaktfoto(‘s) door die [slachtoffer] en/of
- het (blijven) aandringen tot een afspraak bij hem, verdachte, in de auto en/of thuis, terwijl die [slachtoffer] had aangegeven dat zij dit niet wilde.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Voor zover relevant, zal de rechtbank hierna op specifieke standpunten van de officier van justitie nader ingaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit nu de verdachte het tenlastegelegde ontkent en de verklaring van aangeefster niet voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Op de specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank, voor zover relevant, hierna nader in gaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks] , van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 58).
1. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, opgemaakt op 28 februari 2022, voor zover inhoudende (p. 4):
Informatief gesprek met: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats 2] . Ze werkte toen ze 16 jaar oud was, in 2020, bij de [bedrijf] in Nieuwkoop. Er was daar een teamleider genaamd [verdachte] .
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt op 7 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 7 tot en met p. 15):
V: Waar kom je aangifte van doen?
A: Uhm van seksueel misbruik.
V: Wanneer is dit gebeurd
A: In periode van 2020 maart tot en met september ongeveer.
V: Waar is dit gebeurd?
A: Op de werkvloer bij de [bedrijf] .
V: Over wie hebben we het dan?
A: [verdachte] , mijn teamleider bij de [bedrijf] .
Op een keer stond ik bij mijn kluisje en [verdachte] was er ook. Opeens gaf hij mij een kusje. Hij ging daarna door dus met een kusje op mijn mond te geven
V: Hoe oud was jij en hoe oud was [verdachte] toen?
A: Ik was 16 jaar oud en [verdachte] was toen 29 jaar oud.
Op de werkvloer gebeurde het ook. Als ze niet keken en dan gaf hij mij een knuffel. Hij deed het vaak van achteren. Hij sloeg zijn armen om mij heen en af en toe deed hij dan zij handen op mijn borst. Dit was over mijn kleding heen.
Ook gaf hij mij dus knuffels op de werkvloer en begon het met kusjes geven en zo ging dat verder.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Nou dat hij mij ging zoenen. Lippen op elkaar maar niet met de mond open.
V: En dan? Hoe gaat het dan verder?
A: Buiten werk hebben we elkaar gezien. Dan zei hij als je klaar bent met werken kom je dan daar heen. Dan stond daar een auto. Ik heb toen steeds aangeven dat ik wel wilde komen maar dat ik niet met hem wilde zoenen.
Hij zei dan dat er niet gezoend zou worden en dan durfde ik wel naar hem toe te gaan. Ik deed daar niets tegen. Ik durfde dat niet. Ik was heel onervaren en hij was wat ouder. Ik vertrouwde hem. Hij deed dan zijn hand in mijn shirt. Zijn hand ging dan naar mijn borst. Hij ging met zijn hand dan in mijn bh.
V: Hoe gaat het dan verder, hij gaat met zijn hand op jouw borst?
A: Ja en dat zoenen. En dan ging ik de auto uit. Ik liep dan naar huis in [woonplaats 2] .
Uiteindelijk heb ik het tegen een vriendin verteld. Zij heet [naam vriendin] . Ik heb haar toen een paar appjes laten zien tussen mij en [verdachte] .
3. Een geschrift, te weten een e-mail van aangeefster [slachtoffer] d.d. 27 mei 2022 aan de politie, voor zover inhoudende (p. 34):
Goedemorgen,
Ik heb 26 mei een berichtje ontvangen van [verdachte] . Het gaat om het onderste berichtje van de screenshot:
hey [slachtoffer] je zal wel denken waarom krijg ik een bericht van jou; ik wil graag mijn excuses aanbieden voor waarom je zo boos was op mij; sorry jij was altijd een leuke collega en een leuke meid; we hebben samen iets gedeeld en dat vergeet ik niet; nogmaals sorry van toen.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam vriendin] , opgemaakt op 5 november 2022, voor zover inhoudende (p. 40 tot en met p. 43):
Ik ken [slachtoffer] eigenlijk al mijn hele leven. We hebben ook samen bij de [bedrijf] gewerkt.
Wanneer werkte jij bij de [bedrijf] ?
- September 2018 als vakkenvuller. Ik begon op dezelfde avond als [slachtoffer] . We werkten veel op dezelfde avonden. Ik heb ongeveer drie jaar bij de [bedrijf] gewerkt. [verdachte] , de teamleider van de [bedrijf] , gaf [slachtoffer] meer aandacht. Wij vonden hem te close als teamleider met een vakkenvuller.
Weet jij waar [slachtoffer] aangifte van heeft gedaan bij de politie?
- Dat ze seksueel misbruikt is door de teamleider van de [bedrijf] . Het was later, augustus 2020 ongeveer, dat ze het me vertelde. We waren buiten en ze wilde iets vertellen waar ze heel lang mee zat. Ze had er veel moeite mee. Ze vertelde in grote lijnen wat er gebeurde.
Hoe oud was [slachtoffer] op dat moment?
- 16 jaar oud toen ze het mij vertelde.
Kan je ons vertellen wat zij heeft verteld?
- Ze heeft mij verteld dat er seksuele dingen waren gebeurd. Wat zij niet prettig vond en ook niet wilde.
Hoe was zij toen?
- Uiteindelijk wel opgelucht, dat zij het had verteld. Ik zag dat zij zich schaamde, zich ongemakkelijk voelde en veel om haar heen keek. Ik merkte dat ze het lastig vond om het te vertellen.
5. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt of [slachtoffer] wel eens na het werk bij mij in de auto heeft gezeten. Ja.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Algemeen
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde seksuele handelingen zal de rechtbank moeten kunnen vaststellen dat de verklaring van het vermeende slachtoffer betrouwbaar is en dat er voor haar verklaring voldoende redengevend steunbewijs voorhanden is, dat afkomstig is uit een andere bron dan het slachtoffer zelf. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Aangeefster heeft – kort en zakelijk weergegeven – verklaard dat de verdachte, haar teamleider bij de [bedrijf] waar zij als zestien-/zeventienjarig meisje als vakkenvuller werkte, in de tenlastegelegde periode in toenemende mate avances heeft gemaakt en uiteindelijk meerdere malen ontuchtige handelingen bij haar heeft gepleegd.
De verdachte heeft de verklaring van aangeefster tegengesproken. Hij heeft ontkend ontuchtige handelingen met haar te hebben gepleegd en enkel een vriendschappelijke en collegiale relatie met aangeefster te hebben gehad.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring die aangeefster tegenover de politie heeft afgelegd. Daartoe is van belang dat aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over de aard van de ontuchtige handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Aangeefster heeft verklaard dat zij het uiteindelijk tegen haar vriendin [naam vriendin] heeft verteld. De rechtbank ziet dit als de ‘first disclosure’. [naam vriendin] verklaarde hierover dat aangeefster opgelucht was dat zij het had verteld. Verder zag [naam vriendin] dat zij zich schaamde, zich ongemakkelijk voelde en veel om haar heen keek. [naam vriendin] merkte dat aangeefster het lastig vond om het te vertellen. De rechtbank ziet in dit gedrag, zoals door [naam vriendin] omschreven, een ondersteuning voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. Haar verklaring wordt verder, voor zover die handelingen op de werkvloer van [bedrijf] hebben plaatsgevonden, ondersteund door de verklaring van haar collega [naam vriendin] , die vond dat de verdachte aangeefster meer aandacht gaf dan anderen en hem als teamleider met een vakkenvuller te close vond. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster bruikbaar voor het bewijs.
De tenlastelegging
De rechtbank hecht eraan om voorafgaand aan de verdere inhoudelijke beoordeling op te merken dat zij bij de beantwoording van de bewijsvraag gebonden is aan de tekst van de tenlastelegging. De rechtbank dient zich te beperken tot beantwoording van de vragen of de verdachte de in de tenlastelegging opgenomen feitelijke gedragingen in de tenlastegelegde periode in de tenlastegelegde plaats heeft gepleegd en of op grond daarvan tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
De rechtbank overweegt dat de tenlastelegging zo is opgesteld dat de tenlastegelegde verleidingshandelingen en de daaruit voortgekomen ontuchtige handelingen uitsluitend in Nieuwkoop zouden hebben plaatsgevonden.
Uit de verklaring van aangeefster maakt de rechtbank echter op dat het grootste deel van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen zou hebben plaatsgevonden in de woning van de verdachte, in [woonplaats 1] . Hoewel de rechtbank de verklaring van aangeefster – zoals hiervoor overwogen – betrouwbaar acht, dient de rechtbank zich gelet op het voorgaande te beperken tot de beantwoording van de vraag of de verdachte een of meer feitelijke handelingen die in de tenlastelegging zijn vermeld, in Nieuwkoop heeft verricht. De handelingen die in de woning van de verdachte in [woonplaats 1] zouden hebben plaatsgevonden kunnen daarom niet tot een bewezenverklaring leiden.
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voor de resterende tenlastegelegde ontuchtige handelingen, die blijkens het dossier zouden hebben plaatsgevonden in Nieuwkoop (te weten het meermalen betasten van de borst van aangeefster en het zoenen van aangeefster) voldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van haar vriendin en collega [naam vriendin] . Zij heeft verklaard in augustus 2020 van aangeefster te hebben gehoord dat er tussen aangeefster en de verdachte seksuele dingen waren gebeurd. Zoals hiervoor al opgemerkt, vindt de rechtbank ook haar observaties op de werkvloer ondersteunend voor het bewijs. Voor zover het gaat om het zoenen van aangeefster in de auto en het op die plek betasten van haar borst, acht de rechtbank tenslotte ook de als bewijsmiddel 5 gebruikte verklaring van de verdachte zelf ondersteunend.
Daarnaast acht de rechtbank het redengevend dat de verdachte op 26 mei 2022, negen maanden nadat aangeefster was gestopt met haar werkzaamheden bij de [bedrijf] , een bericht heeft gestuurd waarin hij zijn excuses aanbiedt ‘voor waarom aangeefster zo boos op hem was’ en meldt dat ‘ze samen iets hebben gedeeld en dat hij dat niet vergeet’. Dit bericht kan volgens de rechtbank gelet op het dossier maar op één manier worden uitgelegd, namelijk dat de verdachte zijn excuses aanbiedt voor de ontuchtige handelingen die aangeefster van hem heeft moeten dulden. De over die e-mail ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij daarmee zijn excuses aanbood voor het feit dat hij aangeefster te fel had aangesproken toen zij te veel kletste tijdens het vakkenvullen, acht de rechtbank gelet op het tijdsverloop volstrekt ongeloofwaardig. De serieuze bewoordingen van de e-mail passen ook helemaal niet bij een dergelijk, vrij onbeduidend incident.
De rechtbank acht sprake van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. Het seksueel contact tussen verdachte en aangeefster is tot stand gekomen op de werkvloer, waar verdachte de teamleider van aangeefster was. De seksuele handelingen vonden plaats onder werktijd op die locatie, dan wel kort na werktijd. Vanwege zijn rol als teamleider was sprake van een feitelijke gezagsverhouding. Gelet op de aangifte hebben de handelingen tegen de zin van aangeefster plaatsgevonden. Het overwicht van verdachte werd verder versterkt door het grote leeftijdsverschil, waardoor het ook daardoor zeer moeilijk was voor aangeefster om weerstand te bieden.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte, die twaalf jaar ouder was dan (de minderjarige) aangeefster en haar teamleider was bij de [bedrijf] , in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 in Nieuwkoop door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, aangeefster heeft gedwongen de hieronder bewezenverklaarde ontuchtige handelingen van hem te dulden.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij, meermalen, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020, te Nieuwkoop, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon, te weten:
- [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2003),
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat voornoemde persoon de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen van hem, verdachte, te dulden, te weten:
- het betasten van de borst van die [slachtoffer] ,
- het zoenen van die [slachtoffer] ;
en bestaande dat uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht uit:
- het feit dat hij, verdachte, de teamleider is van die [slachtoffer] en
- een groot leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien het feit bewezen wordt verklaard, een maximale taakstraf op te leggen, naast een minimale gevangenisstraf van één dag teneinde het taakstrafverbod te omzeilen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verleiden van een destijds zestien-/zeventienjarig meisje tot het dulden van ontuchtige handelingen. Het slachtoffer bevond zich in die periode in een kwetsbare fase van haar ontwikkeling, namelijk de puberteit. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van kinderen. Dat het gebeurde impact heeft gehad, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. De verdachte heeft zich hiervan ten tijde van het plegen van de feiten kennelijk op geen enkele wijze rekenschap gegeven. De verdachte heeft vooral oog gehad voor zijn eigen behoeften en heeft onvoldoende rekening gehouden met de kwetsbare positie waarin het nog jonge slachtoffer verkeerde. De verdachte was niet alleen twaalf jaar ouder dan het slachtoffer, hij was ook haar teamleider bij de [bedrijf] en heeft zo misbruik gemaakt van de afhankelijkheidspositie die zij ten opzichte van hem had.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De op te leggen straf
Ten aanzien van de strafmodaliteit, overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 22b Sr mag in geval van veroordeling voor verleiding van een minderjarige tot het dulden van ontuchtige handelingen (248a Sr) geen taakstraf worden opgelegd, tenzij daarnaast ook een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank realiseert zich dat het taakstrafverbod impliceert dat, wanneer de rechter er in een zaak als deze voor kiest een taakstraf op te leggen, ten minste één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden. Zij is echter van oordeel dat daarvan moet kunnen worden afgeweken wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden, gelegen in de omstandigheden van het geval of die van de dader, waarmee de wetgever geen rekening heeft gehouden. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is. Zoals hiervoor overwogen heeft de rechtbank slechts een klein deel van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen bewezen verklaard. Hoewel de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten, betreffen de bewezenverklaarde ontuchtige handelingen, handelingen en aanrakingen van een aanzienlijk lichtere categorie dan de handelingen waarvan de verdachte partieel wordt vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat voor dergelijke handelingen altijd (ook) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank acht het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval niet passend en komt tot een andere straf.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op straffen die in vergelijkbare gevallen doorgaans worden opgelegd, een taakstraf van 30 uren passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering gelet op de door hem bepleite vrijspraak dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om het toe te wijzen bedrag te matigen tot € 3.000,-.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel de rechtbank de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig acht, ook voor wat betreft de handelingen waarvan de rechtbank moet vrijspreken, komt zij niet tot toewijzing van de gevorderde immateriële schade.
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank bij de beoordeling van de feiten gebonden aan de tekst van de tenlastelegging, waardoor de verdachte van een groot deel van de tenlastegelegde ontuchtige handelingen wordt vrijgesproken. De resterende ontuchtige handelingen zijn van dien aard dat de rechtbank het – mede gelet op de onderbouwing van de vordering en de toelichting daarop ter terechtzitting – onduidelijk acht of de psychische schade die het slachtoffer vordert, is veroorzaakt door die handelingen. De vordering van het slachtoffer is daarmee niet eenvoudig te beoordelen.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 57 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te dulden, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
30 (dertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
15 (vijftien) DAGEN;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. de Wit, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne, rechter,
mr. W.R. van Hattum, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2024.